ECLI:NL:RBROT:2016:1394

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
C/10/492060 / KG RK 15-2431
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van waarmerking als Europese Executoriale Titel (EET) van een gerechtelijke schikking

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2016 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de vrouw verzocht om waarmerking van een gerechtelijke schikking als Europese Executoriale Titel (EET). De vrouw had eerder een echtscheiding ondergaan en in het kader daarvan was er een gerechtelijke schikking getroffen met haar ex-echtgenoot, de man, waarbij deze een schuld aan de vader van de vrouw diende te voldoen. De vrouw stelde dat haar vader zijn vordering op de man aan haar had gecedeerd en dat de man in [woonplaats 2] woonachtig was.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gerechtelijke schikking niet uitvoerbaar was in Nederland, wat een vereiste is voor de waarmerking als EET volgens artikel 6 lid 1 van de EET-Verordening. De rechter stelde vast dat de schikking inhield dat de man een schuld aan een derde (de vader van de vrouw) diende te voldoen, en dat een dergelijke verplichting niet door een deurwaarder kan worden geëxecuteerd. Dit betekent dat de vrouw niet kon voldoen aan de voorwaarde dat de beslissing uitvoerbaar moest zijn in het land van oorsprong.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om waarmerking als EET dan ook af, en concludeerde dat de cessie van de vordering door de vader van de vrouw aan de vrouw niet leidde tot een uitvoerbare titel die nodig was voor de EET. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. A.F.L. Geerdes.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/10/492060 / KG RK 15-2431
Beschikking van de voorzieningenrechter van 23 februari 2016
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat mr. A.A. van den Berg,
Verzoekster zal hierna de vrouw worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw van 28 december 2015, met producties,
- de brief van de griffier van 18 januari 2016 aan de vrouw,
- het faxbericht van de vrouw van 8 februari 2016.
1.2.
Tenslotte is de datum voor een beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 4 december 2007 is de echtscheiding uitgesproken tussen de vrouw en [persoon1] (hierna: de man). Deze beschikking is op 14 januari 2008 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In deze beschikking is voorts het volgende beslist:

Neemt op in deze beschikking de tussen partijen getroffen regelingen als neergelegd in het door de rechtbank gewaarmerkte en aan deze beschikking gehechte convenant dat partijen hebben ondertekend op respectievelijk 19 oktober 2007 en 23 oktober 2007.
Met betrekking tot de schuld van de man aan de vader van de vrouw:
a. de man betaalt de schuld aan de vader van de vrouw ten bedrage van € 65.000,-- (hoofdsom) af met een maandelijks bedrag van minimaal € 500,--. Over het nog openstaande bedrag betaalt de man een rente groot 5 %. Het af te lossen bedrag wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd met het percentage gelijk aan het rentepercentage waarmee de alimentatie wordt geïndexeerd. De eerste indexering vindt plaats per 1 januari 2008.
(hierna te noemen: de gerechtelijke schikking).
3. Het verzoek en de beoordeling
3.1.
De vrouw verzoekt de gerechtelijke schikking te waarmerken als Europese Executoriale Titel (EET). De vrouw stelt daartoe dat de man in [woonplaats 2] woonachtig is en dat haar vader zijn vordering op de man (uit hoofde van de gerechtelijke schikking) aan de vrouw heeft gecedeerd.
3.2.
Artikel 6 lid 1 van de EET-Verordening stelt als voorwaarde voor waarmerking als EET onder meer, sub a, dat de beslissing in de lidstaat van oorsprong uitvoerbaar is.
3.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de onderhavige beslissing (de gerechtelijke schikking) niet uitvoerbaar in Nederland, op grond van het volgende.
3.4.
De gerechtelijke schikking houdt in dat de man heeft toegezegd tegenover de vrouw om een schuld aan een derde te voldoen. Een dergelijke “veroordeling” kan niet door de deurwaarder worden geëxecuteerd. Dit blijkt ook uit het navolgende.
3.5.
Bij een veroordeling tot betaling van een geldsom (aan de wederpartij) is een dwangsomveroordeling niet mogelijk. Indien immers de geldvordering niet vrijwillig wordt voldaan, dan kunnen executiemaatregelen genomen worden, middels inschakeling van een deurwaarder. Een dwangsomveroordeling is wel mogelijk bij een veroordeling (hier: schikking) tot betaling van een geldsom (niet aan de wederpartij maar) aan een derde (vgl. HR 9 april 1949, NJ 1950/595 en BenGH 9 juli 1981, NJ 1982/190). Reden hiervan is dat bij een veroordeling tot betaling aan een derde de eiser niet kan overgaan tot gewone executie door executoriaal beslag. Hieruit volgt dat een veroordeling/ schikking tot betaling aan een derde niet uitvoerbaar is. Daarmee voldoet het verzoek niet aan de onder rov. 3.2 genoemde voorwaarde. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
3.6.
De cessie van de vordering, door de vader van de vrouw op de vrouw, noopt niet tot een ander oordeel. De vrouw verkrijgt daarmee wel de vordering maar daarmee nog steeds niet de voor een EET vereiste uitvoerbare titel.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst het verzoek om waarmerking als EET af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2016. [1]

Voetnoten

1.2517/676