ECLI:NL:RBROT:2016:10502

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2016
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
10/682074-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van poging tot doodslag met gevangenisstraf en taakstraf

Op 5 december 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag. De verdachte, geboren op [geboortedatum01] en ingeschreven op [adres01], werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B.A.S.E. Maandag. De officier van justitie, mr. W.B.J. ten Have, eiste een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij een gewelddadige confrontatie waarbij het slachtoffer, [slachtoffer01], ernstig letsel opliep. De verdachte had een actieve rol gespeeld door het slachtoffer een trap in de nek te geven terwijl deze weerloos op de grond lag. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voldoende opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en dat hij als medepleger moest worden aangemerkt. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [benadeelde partij01], ter hoogte van € 2025,51, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de benadeelde partij grotendeels toewijsbaar was, met uitzondering van enkele onderdelen die niet voldoende waren onderbouwd. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M. van der Hoeff, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/682074-16
Datum uitspraak: 5 december 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] ,
raadsvrouw mr. B.A.S.E. Maandag, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2016.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 177 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte van het primair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Verdachte had geen opzet op het veroorzaken van de dood van [slachtoffer01] , noch op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan die [slachtoffer01] . Hij kan ook niet als medepleger van de door een ander of anderen begane poging tot doodslag dan wel zware mishandeling worden aangemerkt. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het slachtoffer met de achterzijde van zijn schoenzool tegen de nek heeft getrapt en dat hij niet weet of het een harde trap was.
4.1.2.
Beoordeling
Verdachte maakte deel uit van een groep die gezamenlijk is gaan stappen en in [café01] de confrontatie is aangegaan met de groep waartoe het slachtoffer [slachtoffer01] behoorde. Deze verdachte heeft actief deelgenomen aan de gewelddadige handelingen jegens het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer een trap in zijn nek gegeven toen hij al weerloos op de grond lag. Daardoor heeft hij een zodanig substantiële bijdrage geleverd aan het door anderen gepleegde geweld, dat hij als medepleger daarvan moet worden aangemerkt.
Verdachte en zijn mededaders hebben in een betrekkelijk korte tijd zeer heftig geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Nadat [slachtoffer01] door een medeverdachte bewusteloos geslagen was en weerloos op de grond lag, heeft verdachte samen met anderen [slachtoffer01] met kracht zowel geslagen/gestompt als getrapt/geschopt tegen het hoofd, de nek en de rest van het lichaam. Een medeverdachte heeft het slachtoffer tenminste één maal tegen het hoofd getrapt. Dat deels met grote kracht en/of geslagen is, leidt de rechtbank af uit de omstandigheid dat er o.a. een bloeding is vastgesteld tussen de hersenen en het harde hersenvlies. Dergelijk heftig geweld tegen een weerloos persoon is, beoordeeld naar zijn uiterlijke verschijningsvorm, zozeer gericht op en geschikt tot het toebrengen van dodelijk letsel, dat verdachte en zijn mededaders dit in redelijkheid moeten hebben beseft. Niet is gebleken van omstandigheden die dit anders maken. Derhalve dient te worden geconcludeerd dat verdachtes (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer01] gericht was.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
1.
Primair
hij op 13 december 2015 te Alblasserdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, , opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer01] van het leven te beroven,
met dat opzet meermalen, - tegen het hoofd en/of het gezicht heeft geslagen en/of gestompt waardoor die [slachtoffer01] ten val kwam en buiten bewustzijn raakte en met kracht met geschoeide voettegen het hoofd en/de nek en het lichaam heeft getrapt en/of geschopt terwijl die [slachtoffer01] bewusteloos op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag.
Verdachte heeft zich samen met anderen in het uitgaansleven schuldig gemaakt aan excessief geweld. Onder invloed van drank heeft hij samen met anderen een jongeman met veel kracht tegen de grond geslagen, waarna het slachtoffer o.a. een aantal maal tegen zijn nek, hoofd en de rest van zijn lichaam is getrapt.
Bij het slachtoffer is ernstig letsel geconstateerd. Er was een bloedspoor zichtbaar tussen de het binnenste en het buitenste hersenvlies, en het slachtoffer had ook een hersenschudding. Daarnaast is er een stukje kies afgebroken en had de verdachte last van zijn kaak. Later had de verdachte als gevolg van het geweld nek- en rugklachten. Dat het letsel van het slachtoffer niet nog ernstiger is, is geenszins aan de verdachten te danken. Uit het dossier en uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer enorm is aangedaan door het geweld dat tegen hem is gebruikt en dat hij ook nu nog lijdt aan gevoelens van onveiligheid en in het dagelijks leven nog altijd hinder ervaart van dit ernstige strafbare feit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
14 november 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Het Leger des Heils, afdeling jeugdbescherming & reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 augustus 2016. Blijkens dit rapport wordt het recidiverisico ingeschat als laag. Op basis van zijn leeftijd heeft de reclassering de mogelijkheid om te adviseren om het jeugdstrafrecht toe te passen. Hoewel verdachte pas 19 jaar is en hij nog thuis woont, heeft de reclassering geen doorslaggevende argumenten voor het toepassen van het jeugdstrafrecht.
De reclassering adviseert aan de verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen, eventueel aangevuld met een werkstraf. Hierbij worden geen bijzondere voorwaarden geadviseerd. De verdachte heeft zijn leven op orde en de reclassering ziet geen aanknopingspunten voor een reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal een groot deel van de op te leggen gevangenisstraf echter voorwaardelijk opleggen. De rechtbank acht dit passend nu het incident bepaald niet uitsluitend te wijten is aan verdachte en zijn mededaders en verdachte een blanco strafblad heeft. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de verdachte een geringer aandeel in het geweld heeft gehad dan zijn mededaders. Daarnaast wordt aan de verdachte een werkstraf opgelegd.
Algemene afsluiting
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert
een vergoeding van € 664,51 aan materiële schade en een vergoeding van € 2000, - aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
Wie een ander schade berokkent, moet deze schade vergoeden. De vordering zoals die er ligt is reëel en onderbouwd. De vordering is daarom geheel voor toewijzing vatbaar.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging acht dat deel van de vordering dat ziet op de reparatiekosten van het horloge niet toewijsbaar, omdat niet duidelijk is hoeveel deze kosten zullen zijn. Ook zijn de reiskosten niet gespecificeerd en heeft het slachtoffer (gratis) een vervangende jas gehad van BALR. De kosten van deze jas komen daarom ook niet voor vergoeding in aanmerking, aldus de verdediging. Wat betreft de immateriële schade refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Verder geldt dat de vordering voldoende en duidelijk is onderbouwd. Daarom zal deze ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen tot een bedrag van € 525,51. Voor het horloge stelt de rechtbank de waardevermindering van het horloge die een gevolg is van de geweldpleging tegen [benadeelde partij01] op € 100, - .
Voorts is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment, op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden, naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op (in elk geval) € 1500, -. Meer onderzoek naar de totale omvang van de schade, waarbij bovendien niet geheel duidelijk is of reeds gesproken kan worden van een eindtoestand, gaat de beschikbare tijd en ruimte binnen deze strafzaak ver te boven. In dat opzicht vormt het overige gedeelte van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Omdat de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre ten opzichte van de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 december 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2025,51.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
177 (honderdzevenenzeventig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 2025,51 (zegge: tweeduizendvijfentwintig euro en eenenvijftig cent), bestaande uit € 525,51 aan materiële schade en € 1500, - aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 2025,51(hoofdsom,
zegge: tweeduizendvijfentwintig euro en eenenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 2025,51 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Feraaune, voorzitter,
en mrs. E.M.D. Angela en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 13 december 2015 te Alblasserdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer01] van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal,
- tegen/in het hoofd en/of het gezicht heeft geslagen en/of gestompt (waardoor die [slachtoffer01] ten val kwam en/of buiten bewustzijn raakte) en/of
- ( met kracht) (met geschoeide voet) tegen/in het hoofd en/of de nek en/of het gezicht en/of het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt (terwijl die [slachtoffer01] (bewusteloos) op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 13 december 2015 te Alblasserdam, op of aan de openbare weg, de Plantageweg, in elk geval op of aan een openbare
weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer01] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal,
- tegen/in het hoofd en/of het gezicht heeft geslagen en/of gestompt (waardoor die [slachtoffer01] ten val kwam en/of buiten bewustzijn raakte) en/of
- ( met kracht) (met geschoeide voet) tegen/in het hoofd en/of de nek en/of het gezicht en/of het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt (terwijl die [slachtoffer01] (bewusteloos) op de grond lag);
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 13 december 2015 te Alblasserdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer01] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal,
tegen/in het hoofd en/of het gezicht te slaan en/of te stompen (waardoor die [slachtoffer01] ten val kwam en/of buiten bewustzijn raakte) en/of
- ( met kracht) (met geschoeide voet) tegen/in het hoofd en/of de nek en/of het gezicht en/of het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of te slaan en/of te stompen (terwijl die [slachtoffer01] (bewusteloos) op de grond lag);