4.1.in conventie en in voorwaardelijke reconventie
Ter zitting is met partijen afgesproken dat in dit stadium slechts wordt beslist op de geschilpunten ten aanzien van de herroeping van de volmacht en de werking van de
to follow-clausule.
4.2
Het eerste geschil dat partijen verdeeld houdt is de vraag of een volgend verzekeraar (
follower) de volmacht aan de leidend verzekeraar die besloten ligt in het instemmen met de
to follow-clausule kan herroepen of opzeggen. Dat die volmacht besloten ligt in die instemming is als zodanig in confesso, evenals de vertegenwoordigingsbevoegdheid die de leidend verzekeraar daaraan ontleent om claims onder de betreffende verzekering te regelen zonder dat zij behoeft af te stemmen met de volgend verzekeraar. Die volmacht strekt zich in beginsel ook uit tot coulance-betalingen, in de zin van uitkeringen waartoe volgens de polissen geen gehoudenheid bestaat
Partijen zijn het er evenzeer over eens dat in de relatie tot verzekeringnemers, verzekerden en gelaedeerden (al dan niet met een directe actie jegens verzekeraars) het intekenen op een polis door een verzekeraar onherroepelijk is, zodat de gehoudenheid om, als er dekking onder de polis is, het met het intekeningspercentage overeenkomende deel van de schade uit te keren, blijft bestaan zo lang de polis bestaat.
4.3
Allianz stelt, dat de bijzondere situatie van een verzekering in co-assurantie en het vaststaande onherroepelijke karakter van de verplichting tot het dragen van een deel van het risico meebrengt, dat ook de verhouding tussen leidend verzekeraar en volgend verzekeraar waarmee ooit is ingestemd in stand moet blijven zo lang de verzekering in stand blijft. De volmacht kan dus niet herroepen worden. In dit geval komt daar nog bij dat de 2013-brief niet kwalificeert als een heldere herroeping.
Allianz wijst er daarbij op dat het onacceptabel zou zijn als een gelaedeerde zich bij co-assurantiepolissen tot elk van de verzekeraars zou moeten wenden en met elk van hen steeds opnieuw het hele dekkingsdebat zou moeten voeren. Voorts wijst zij erop dat als zij de gelaedeerde schadeloos stelt door haar het volle bedrag wordt uitgekeerd; dat kan in die verhouding ook niet anders. Als een van de ondertekenende risicodragers vervolgens weigert haar deel bij te dragen, zoals Hampden doet, ontstaat een onacceptabele situatie. De makelaar, die feitelijk voor de betaling zorgt, is geen risicodrager en behoeft dus in elk geval niet voor het tekort op te draaien, maar ook de andere verzekeraars behoeven niet meer bij te dragen dan het gedeelte waarvoor zij getekend hebben. Dat kan anders zijn als een niet meer bestaande of onbekende risicodrager betrokken is, maar daarvan is in het geval van Hampden geen sprake.
Daarbij komt dat, zelfs als ervan wordt uitgegaan dat een dergelijke volmacht in beginsel herroepbaar zou zijn, een herroeping alleen mogelijk zou zijn als Allianz als leidend verzekeraar apert onredelijk handelt. Daarvan is geen sprake. De Asbestregeling is een algemeen geaccepteerde verbondsregeling, waaraan vrijwel alle verzekeraars zich gecommitteerd hebben en waarmee een groot maatschappelijk belang gediend wordt. Ook de rechtsvoorgangers van Hampden hielden zich daaraan, net als, tot de 2013-brief, Hampden zelf. De afwegingen die in de Asbestregeling gemaakt zijn hangen samen met de eigenaardigheden van asbestletsels als mesothelioom.
Allianz behandelt de claims met inachtneming van het Asbestregeling, maar gaat nog steeds wel na of er dekking is. Allianz heeft aanvankelijk zelf in dergelijke procedures dekking geweigerd, maar is steeds in het ongelijk gesteld.
4.4
Hampden stelt daar tegenover dat, hoezeer de Asbestregeling ook maatschappelijk wenselijk is, deze ertoe leidt dat gelaedeerden die onder de polissen geen dekking hebben toch een uitkering krijgen. Met name als het gaat om het moment waarop de schade is ingetreden (waarvoor verschillende momenten verdedigd worden) is de Asbestregeling veel ruimhartiger dan de (meeste) loss occurrence- polissen. Hampden (althans haar rechtsvoorganger) heeft weliswaar ingetekend op de polissen, maar zij heeft zich daarbij slechts verbonden voor zover de polis dekking biedt. De volmacht aan de leidend verzekeraar om coulancehalve betalingen te doen gaat niet zo ver dat consequente naleving van de Asbestregeling daaronder begrepen kan worden. In dat verband is van belang dat Hampden als run off-verzekeraar in een bijzondere positie verkeert, nu zij geen nieuwe verzekeringen sluit en dus de gedane betalingen niet kan afwentelen.
Het beleid van Allianz om, ondanks haar wetenschap dat een van de volgend verzekeraars, Hampden, niet instemt met de Asbestregeling toch polissen af te wikkelen conform de Asbestregeling is bovendien jegens Hampden in strijd met haar verplichtingen als redelijk handelend leidend verzekeraar. In die omstandigheden moet Hampden haar volmacht kunnen herroepen en dat heeft zij met de 2013-brief, die voldoende helder is en door Allianz goed is begrepen, dus ook gedaan. In voorkomend geval zal zij, als ook in haar visie de polis dekking biedt, haar deel uiteraard wel aan de gelaedeerde betalen dan wel, als Allianz al heeft betaald, bijdragen, maar voor het overige is zij daartoe niet verplicht. Hoe/of Allianz, de makelaar en de andere volgend verzekeraars het (met het deel van Hampden overeenkomende) ontbrekende deel van de uitkering dragen gaat Hampden niet aan.
4.5
De rechtbank is van oordeel dat de volmacht die besloten ligt in het instemmen met de
to follow-clausule in beginsel herroepen kan worden. Daartoe dient het volgende.
Een volmacht is, naar (huidig) Nederlands recht in beginsel te herroepen. Er bestaan voor volmachten als deze geen bijzondere regels. Het wettelijk regime voor co-assurantie ziet niet op dit aspect. De enkele omstandigheid dat het als verzekeraar meetekenen en daarbij het dragen van een deel van het risico als de polis dekking biedt als zodanig niet herroepen kan worden brengt niet mee dat de volmacht aan de leider onherroepelijk is. Die volmacht regelt slechts de onderlinge verhouding tussen de verzekeraars. Het dragen van een deel van het risico ziet op de externe verhouding tussen verzekeraars en verzekeringnemer/verzekerde/gelaedeerde. Hoewel het wenselijk is dat de interne en de externe situatie op elkaar zijn afgestemd is dat, in het algemeen, onvoldoende om afwijking van de herroepelijkheid te rechtvaardigen.
4.6
Voor zover Allianz zich verweert met de stelling dat de 2013-brief geen voldoende duidelijke herroeping van de volmacht inhoudt faalt dat verweer. Dat de bewoordingen niet aansluiten bij het herroepen van de volmacht doet er immers niet aan af dat, zoals ter zitting op zich ook erkend werd, het Allianz volstrekt helder was wat Hampden met die brief beoogde, namelijk niet langer gebonden zijn aan de wijze waarop Allianz als leidend verzekeraar de polissen afwikkelde. Meer is voor een herroeping niet nodig.
4.7
Daarmee is echter nog niet gezegd dat die herroeping het door Hampden beoogde effect heeft.
4.7.1
Partijen zijn het er, kennelijk, over eens dat herroeping in elk geval mogelijk zou zijn als Allianz haar rol als gevolmachtigde niet naar behoren vervult en vervuld heeft. Op Allianz rustte, als gevolmachtigde, een verplichting jegens Hampden als haar volmachtgever, om redelijk te handelen en rekening te houden met de belangen van Hampden. Hampden mocht van Allianz ook verlangen dat Allianz dat deed. Daarbij weegt echter wel mee, dat beide partijen professionele verzekeraars zijn en zich dus beide hebben te houden aan de voor verzekeraars geldende regels in hun relatie tot verzekeringnemers, verzekerden en gelaedeerden. Hampden mocht dan ook, in de verwachtingen die zij in redelijkheid kon hebben van het gedrag van Allianz, dat aspect niet uit het oog verliezen.
4.7.2.
In dat verband is relevant of het beleid van Allianz, het volgen van de Asbestregeling, in strijd is met hetgeen van een redelijk verzekeraar door een medeverzekeraar mocht worden verwacht. Dat is niet zo. De rechtbank baseert dat oordeel op de, tussen partijen vaststaande, brede acceptatie van de Asbestregeling, niet alleen in de maatschappij maar juist ook in de kring van verzekeraars.
4.7.3
De ernstige gezondheidsproblemen die ex-werknemers, vaak decennia later, ondervinden van het werken met asbest leiden niet zelden tot de dood. De lange periode die pleegt te liggen tussen het werken met asbest en het zich openbaren van de ziekte brengt mee, dat veel bewijsmateriaal niet meer beschikbaar is, veel ondernemingen die als werkgever aansprakelijk zouden zijn geweest niet meer bestaan en veel polissen, die dergelijke bedrijven hadden gesloten en die dekking zouden hebben geboden, niet meer te traceren zijn. De positie van gelaedeerden jegens verzekeraars is dus, buiten hun schuld en die van verzekeringnemers, zeer problematisch.
4.7.4
Daartegenover staat, dat verzekeraars bij het sluiten van de verzekeringen niet wisten en, met name in de beginperiode, ook niet hadden kunnen bevroeden, dat hun aansprakelijkheidspolissen hiervoor decennia later zouden worden aangesproken. Ook zij hebben last van het tijdsverloop als het gaat om het normale onderzoek naar het bestaan van dekking en zij hebben in het algemeen geen reserveringen meer in de boeken; de premies zijn zeer lang geleden ontvangen, vaak door hun voorgangers en/of door verzekeraars die niet meer bestaan. Ook hun positie is dus problematisch.
4.7.5
Bij het opstellen van de Asbestregeling is dit dilemma onder ogen gezien en daarvoor is een oplossing gekozen, die in de branche breed geaccepteerd wordt. Anders dan Hampden suggereert is het niet zo dat die regeling ertoe leidt dat elke gelaedeerde zonder meer aanspraak op dekking kan maken. Er zijn echter wel, met name op het punt van het moment van ontstaan van de schade, belangrijke tegemoetkomingen aan de bewijsnood van de gelaedeerden gedaan. Dat daarbij heeft meegewogen dat het dekken van onvoorziene risico’s tot op zekere hoogte tot de kernbezigheid van verzekeraars hoort en dat de meeste verzekeraars de uitkeringen in elk geval deels kunnen bekostigen uit later te innen premies betekent niet dat de regeling onevenwichtig of jegens Hampden, voor wie dat argument niet ten volle opgaat, onredelijk is. Hampden heeft immers zelf gekozen voor haar verdienmodel, dat weliswaar is toegestaan maar niet zeer gebruikelijk is. Dat in het kader van het opstellen van de Asbestregeling daarmee geen rekening is gehouden is dan ook begrijpelijk en maakt de regeling niet onredelijk.
Allianz handelt dus niet onredelijk door de Asbestregeling toe te passen.
4.8
Anders dan Allianz tot uitgangspunt neemt meent Hampden dat zij de volmacht ook mag opzeggen als Allianz zich niet onredelijk gedraagt; zij mag een eigen afweging maken. Die afweging is, in dit geval, dat Hampden het niet eens is met het beleid van Allianz, dat dit beleid Hampden veel geld kost(te) en dat Allianz niet bereid is dat te wijzigen.
De rechtbank is van oordeel dat Hampden inderdaad in beginsel de vrijheid had om de volmacht op te zeggen. Die vrijheid is echter niet onbegrensd; het gaat daarbij om de grenzen die art. 6:248 lid 2 BW stelt. Allianz beroept zich er dan ook op dat de herroeping naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.10.1
De scheiding tussen de interne (verzekeraars onderling) en de externe situatie die Hampden schetst is in de praktijk alleen toe te passen door de gelaedeerden te verplichten om apart Hampden aan te spreken onder de polissen, voor het gedeelte van de schade dat overeenkomt met het risicopercentage van Hampden. Anders blijft immers het deel van Hampden in de door Allianz betaalde 100% van de uitkering ten laste van de andere verzekeraars (dat de makelaar daarin niet hoeft bij te dragen is duidelijk). Een rechtsgrond voor die verhoging van het door hen te dragen schadepercentage ontbreekt. Ook het laten betalen van dat percentage door Allianz als leidend verzekeraar - omdat zij de bezwaren van Hampden heeft genegeerd - mist een deugdelijke rechtsgrond, zeker nu hiervoor is vastgesteld dat Allianz niet onredelijk heeft gehandeld.
4.10.2
Een verplichting van de gelaedeerde (of de verzekerde/verzekeringnemer) om apart Hampden aan te spreken is echter in strijd met het naar buiten toe kenbare karakter van de co-assurantiepolis met Allianz als leidend verzekeraar. De constructie van de co-assurantiepolis met een leidend verzekeraar komt veel voor en strekt ertoe, ten behoeve van degenen die aanspraak maken op dekking, dat duidelijk is dat zij zich dienen te richten tot de leidend verzekeraar, die namens de andere verzekeraars de beslissingen neemt en tot uitkering komt. Een gelaedeerde (of verzekerde/verzekeringnemer), als buitenstaander, mag daarop afgaan en behoeft zich niets gelegen te laten liggen aan de interne conflicten tussen de verzekeraars.
Daarbij komt in dit geval dat degenen die het in feite aangaat bijna steeds de gelaedeerden zijn, wier weinig benijdenswaardige situatie hiervoor reeds is geschetst en van wie, als particulieren die buiten de contractuele relatie die is neergelegd in de polissen staan en die zich niet professioneel op deze markt bewegen, het aanspreken van een aparte verzekeraar naast de leidend verzekeraar in redelijkheid niet verlangd kan worden. Daaruit vloeien immers aanzienlijke meerkosten en tijdsinvesteringen voort, met een onzekere uitkomst.
4.10.3
Hampden wist, toen zij de polissen overnam, dat het om co-assurantiepolissen ging waarbij vaak een ander, zoals Allianz, leidend verzekeraar was. Zij had ervoor kunnen kiezen om dat niet te doen. Zij wist dat zij zich committeerde aan de beslissingen van de leidend verzekeraar. Zij wist ook, dat haar verdienmodel het niet mogelijk maakte om niet voorziene uitkeringen deels door te berekenen in premies voor nieuw af te sluiten verzekeringen.
4.10.4
Op grond van hetgeen hiervoor onder 4.10.1 tot en met 4.10.3 is de rechtbank van oordeel dat de herroeping bij de 2013-brief door Hampden van de volmacht aan Allianz naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, omdat zij de gevolgen van haar eigen bedrijfsmatige keuzes aldus per saldo zou afwentelen op de gelaedeerden. De conclusie is dus dat de herroeping geen effect heeft gehad.
4.11
Ter zitting hebben partijen laten weten dat zij een vonnis wensten op de hierboven geadresseerde punten. De verwachting was, dat zij vervolgens samen vruchtbaar zouden kunnen overleggen. De zaak wordt daarom naar de rol verwezen (op wat langere termijn) voor uitlating zijdens Allianz, waarna Hampden kan reageren, alles voor zover zij er niet in slagen tot een oplossing te komen.