In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 14 juli 2016, staat de aansprakelijkheid van bestuurders centraal in het kader van een faillissement. Eiseres Mikomax Nederland B.V. heeft Rietlanden Holding B.V. en een derde gedaagde aangeklaagd wegens schade die zij heeft geleden door het niet nakomen van contractuele verplichtingen door een failliete onderneming. Mikomax had in juni en juli 2014 bedrijfsmeubels besteld bij de failliete onderneming, die op 2 en 3 september 2014 aan klanten zijn geleverd. De failliete onderneming werd op 7 oktober 2014 failliet verklaard. Mikomax stelt dat de gedaagden, als bestuurders, onrechtmatig hebben gehandeld door de overeenkomsten aan te gaan, terwijl zij wisten of hadden moeten begrijpen dat de failliete onderneming niet aan haar verplichtingen kon voldoen.
De procedure begon met een dagvaarding op 20 januari 2016, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een comparitie van partijen werd bepaald. Tijdens de comparitie op 20 mei 2016 werd het geschil verder besproken. Mikomax vordert onder andere dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de geleden schade en dat zij worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 19.829,24, vermeerderd met wettelijke rente.
De kantonrechter oordeelt dat voor aansprakelijkheid van de gedaagden vereist is dat zij onrechtmatig hebben gehandeld. Dit houdt in dat zij, gelet op hun verplichtingen tot behoorlijke taakuitoefening, een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De rechter stelt vast dat Mikomax onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagden wisten of behoorden te begrijpen dat de failliete onderneming haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. De zaak wordt aangehouden voor bewijslevering, waarbij Mikomax de gelegenheid krijgt om aan te tonen dat de gedaagden op 26 augustus 2014 wisten of behoorden te begrijpen dat de failliete onderneming niet aan haar betalingsverplichtingen kon voldoen.