ECLI:NL:RBROT:2016:10446

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2016
Publicatiedatum
10 november 2017
Zaaknummer
10/660163-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval in Rotterdam met bedreiging en geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 november 2016 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 19 maart 2016 samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd in een woning te Rotterdam. De bewoner werd bedreigd met een vuurwapen en een stroomstootwapen, vastgebonden met tape en beroofd van geld en goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, wettig en overtuigend schuldig is aan de diefstal met geweld. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder behandeling bij een forensische instelling en toezicht door de reclassering. De verdachte is vrijgesproken van een tweede ten laste gelegd feit wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte een schadevergoeding van € 3.004,80 moet betalen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging te nemen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/660163-16
Datum uitspraak: 1 november 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1996 ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
PI Rijnmond-Hoogvliet Stadsgevangenis te Rotterdam,
raadsvrouw mr. K. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 11 en 24 oktober 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Swaak heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als algemene voorwaarde onder meer dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, te weten Reclassering Nederland (hierna: RN), en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte behandeling zal volgen bij De Waag of een soortgelijke instelling en dat hij zich zal houden aan een locatiegebod en locatieverbod, waarbij de verdachte zal meewerken aan elektronische controle.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gesteld dat de primair ten laste gelegde opzetheling van de mobiele telefoon kan worden bewezen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
Door de raadsvrouw is ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde integrale vrijspraak bepleit op grond van het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte de telefoon te goeder trouw en voor een passend geldbedrag via marktplaats heeft gekocht.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat er ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde heling onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Het enkele feit dat tijdens een huiszoeking bij de verdachte een mobiele telefoon is aangetroffen die eerder was gestolen, is onvoldoende om tot een veroordeling van de verdachte voor opzetheling dan wel schuldheling te kunnen komen, nu niet wettig en overtuigend is komen vast te staan dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze telefoon afkomstig was van diefstal.
4.1.4.
Conclusie
Het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt ook daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Door de raadsvrouw is ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde eveneens integrale vrijspraak bepleit op grond van het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Aangevoerd is dat de verdachte elke betrokkenheid bij het incident ontkent, dat er geen DNA- of dactyloscopische sporen van de verdachte in de woning van de aangever zijn aangetroffen en dat de verklaringen van de aangever niet consistent zijn. Voorts is aangevoerd dat het door de aangever opgegeven signalement van [bijnaam verdachte] niet overeenstemt met het uiterlijk van de verdachte, omdat de aangever heeft gezegd dat [bijnaam verdachte] een mooi gebit heeft en de verdachte dat niet heeft. De herkenning door de aangever van de verdachte is volgens de verdediging tevens gebaseerd op één zeer oude foto van de verdachte, waarbij er geen andere foto’s aan de aangever zijn getoond en er ook geen Foslo heeft plaatsgevonden.
4.2.2.
Beoordeling
Vaststaat dat op 19 maart 2016 in een woning aan de [adres delict] te Rotterdam een overval is gepleegd door twee personen. Hierbij is de bewoner, de heer [naam slachtoffer] , bedreigd met een vuurwapen en een stroomstootwapen, is hij vast getapet en zijn een geldbedrag en diverse goederen van de heer [naam slachtoffer] uit de woning weggenomen.
Met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte overweegt de rechtbank het volgende. Uit de aangifte van het slachtoffer, de heer [naam slachtoffer] , blijkt dat hij één van de daders kende als [bijnaam verdachte] . De aangever had op 19 maart 2016 met die [bijnaam verdachte] afgesproken dat hij omstreeks 19.00 uur bij de aangever thuis langs zou komen. De aangever had voorafgaand aan deze afspraak [bijnaam verdachte] al meerdere keren ontmoet en zowel telefonisch als via skype contact met hem gehad. Toen de aangever [bijnaam verdachte] binnen had gelaten, belde [bijnaam verdachte] naar een pizzabezorger die [naam medeverdachte 1] zou heten. Deze [naam medeverdachte 1] werd vervolgens door [bijnaam verdachte] direct in de woning van de aangever binnengelaten. [naam medeverdachte 1] droeg een bivakmuts en had een pistool en een stroomstootwapen. Vervolgens is de aangever bedreigd en vast getapet en door [naam medeverdachte 1] en [bijnaam verdachte] beroofd.
Op grond van onderzoek door de politie naar de historische gegevens van een telefoon van aangever [naam slachtoffer] , voorzien van het imeinummer [nummer 1] , bleek dat er voorafgaand aan en op 19 maart 2016, zowel telefonisch als per sms, contact was geweest met het telefoonnummer [nummer 2] . Door de aangever is in een nader verhoor te kennen gegeven dat ten minste twee van deze gesprekken, die zijn gevoerd op 19 maart 2016, niet anders dan met [bijnaam verdachte] geweest kunnen zijn. Aan dit telefoonnummer [nummer 2] bleek een abonnement bij provider KPN te zijn verbonden, op naam van [naam zus verdachte] , zijnde de zus van de verdachte. Door deze zus van de verdachte is tegenover de politie verklaard dat ze een abonnement met dit telefoonnummer voor de verdachte had afgesloten op haar naam en dat de verdachte vier jaar lang gebruik heeft gemaakt van dit telefoonnummer, tot hij zijn telefoon rond zondag 20 maart 2016 was kwijtgeraakt.
Voorts is uit het politieonderzoek gebleken dat de telefoon met nummer [nummer 2] op zaterdag 19 maart 2016 vanaf 18:48:22 uur tot en met 19:26:43 uur de zendmast op de Rhijnspoorkade te Rotterdam aanstraalde, terwijl de Rhijnspoorkade zich in de directe omgeving van de [adres delict] te Rotterdam bevindt.
Voorts is door de aangever [naam slachtoffer] verklaard dat hij via zijn desktop Skypecontacten heeft gehad met [bijnaam verdachte] , maar dat hij voor de overval op aanraden van [bijnaam verdachte] zijn skype account had verwijderd omdat [bijnaam verdachte] gehacked zou zijn. [bijnaam verdachte] had drie skypenamen, te weten ‘ [skypenaam 1] ’, ‘ [skypenaam 2] ’ en ‘ [skypenaam 3] ’. Op grond van onderzoek door de politie naar de gewiste bestanden in de desktop van de aangever [naam slachtoffer] is gebleken dat achter de naam [skypenaam 2] een Skypenaam was gekoppeld ‘ [naam verdachte] ’ en dat er diverse skypegesprekken zijn gevoerd tussen het skypeaccount dat werd gebruikt door de aangever en het skypeaccount ‘ [skypenaam 2] ’. Bovendien is op de bij de verdachte inbeslaggenomen HP Pro Book deze naam ook gevonden.
Naar aanleiding van het onderzoek door de politie naar de identiteit van [naam verdachte] , is de verdachte naar voren gekomen. Toen aan de aangever [naam slachtoffer] vervolgens een paspoortfoto van de verdachte werd getoond, heeft de aangever te kennen gegeven dat hij de afgebeelde persoon op deze foto voor 1000 procent herkende als [bijnaam verdachte] .
Op grond van het onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [nummer 2] is voorts gebleken dat op 19 maart 2016 vanaf dit telefoonnummer is gebeld naar het mobiele telefoonnummer [nummer 3] . Op grond van onderzoek in de gesprekken van het telefoonnummer [nummer 3] bleek dat de gebruiker van dit telefoonnummer [naam medeverdachte 2] , geboren 19 november 1999 te Rotterdam, betrof. Voorts is op grond van het politieonderzoek vastgesteld dat deze [naam medeverdachte 2] , geboren [geboortedatum medeverdachte] 1999, de weggenomen telefoon van aangever [naam slachtoffer] voorzien van imeinummer [nummer 1] voor 30 maart 2016 te koop heeft aangeboden bij Phonehouse010 te Rotterdam.
Op grond van deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, wordt wettig en overtuigend bewezen geacht dat de verdachte de door de aangever genoemde [bijnaam verdachte] is, die samen met een mededader op 19 maart 2016 aangever [naam slachtoffer] in zijn woning heeft beroofd.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 19 maart 2016 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in een woning gelegen aan de [adres delict] ,
- 5 horloges (merk Seiko en Timex en Swatch), en
- een computerbeeldscherm (merk Dell), en
- 2 telefoons (merk/type Sony Experia en Panasonic), en
- een tablet (merk/type Apple iPad), en
- ( ongeveer) 80 euro, en
- 6 Boeddhabeelden, en
- een briefopener,
toebehorende aan [naam slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- zich (gemaskerd) opdringen aan die [naam slachtoffer] , en
- tonen/voorhouden van een vuurwapen
(gelijkend voorwerp)en een stroomstootwapen aan die [naam slachtoffer] , en
- houden/duwen van dat vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het
hoofd en
derug en
eenbe
en van die [naam slachtoffer] , en
- aan die [naam slachtoffer] toevoegen (zakelijk weergegeven) dat hij op zijn buik moest
gaan liggen en "Ik schiet je door je been als je niet vertelt waar de pot
met geld is", en
- vastbinden met tape van armen en enkels van die [naam slachtoffer] , en
- afplakken met tape van de mond en de ogen van die [naam slachtoffer] , en
- dwingen die [naam slachtoffer] mee te gaan naar de badkamer en trekken/sleuren van
die [naam slachtoffer] naar de badkamer.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt geleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
Op 19 maart 2016 heeft de verdachte samen met een ander een gewapende overval in een woning gepleegd. De bewoner van de woning is door de daders bedreigd met wapens en geweld en er is ook daadwerkelijk geweld tegen hem gebruikt. Bij de man zijn de handen en enkels vast getapet, waarna hij op bevel van de daders naar de badkamer moest kruipen. Hij is door de daders ook daarheen gesleurd, waarna de mond en ogen van de man zijn afgeplakt. De daders hebben het huis doorzocht en vervolgens geld en waardevolle goederen van hun gading weggenomen.
De rechtbank rekent de verdachte deze gewapende overval zwaar aan. Een overval in een woning is een ernstig feit en veroorzaakt niet alleen aanzienlijke materiële schade, maar maakt ook een forse inbreuk op de privacy van de slachtoffers, met emotionele schade als gevolg. Een woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig wil kunnen voelen en daarnaast is het bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat de woning en de persoonlijke bezittingen zijn doorzocht. Daarbij heeft de verdachte ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem, als bekende, stelde.
Dat het voor het slachtoffer een zeer angstige ervaring is geweest, blijkt uit de toelichting op het schadeonderbouwingsformulier, dat is gevoegd bij het verzoek tot schadevergoeding, dat door het slachtoffer is ingediend.
Daarnaast vergroten dergelijke feiten in het algemeen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 september 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland over de verdachte opgemaakt d.d. 26 augustus 2016. Dit rapport houdt – onder meer - het volgende in.
Wij constateren bij de verdachte geen criminogene risicofactoren op leefgebieden als werk, opleiding, financiën, huisvesting of middelengebruik.
Wij adviseren het volwassenstrafrecht toe te passen, vanwege de ernst van het delict en het ontbreken van voldoende indicaties voor het jeugdstrafrecht.
Indien de verdachte schuldig wordt bevonden, wordt geadviseerd een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf en diagnostiek en behandeling bij forensische polikliniek de Waag op te leggen, zodat het motief kan worden onderzocht en onderliggende problematiek kan worden behandeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Geen toepassing artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht
De raadsvrouw heeft verzocht om vanwege de persoon van de verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen. Op grond van het advies van Reclassering Nederland, de overige stukken en hetgeen ter zitting is besproken ziet de rechtbank echter geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Straffen
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte een locatieverbod en -gebod op te leggen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen zoals vermeld onder de nummers 1 tot en met 7 op de beslaglijst terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de in beslag genomen goederen zoals vermeld onder de nummers 1 tot en met 7 terug te geven aan de verdachte, behalve de telefoon onder nummer 3 want die is van misdrijf afkomstig.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen zoals vermeld op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 7, zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene(n) die redelijkerwijs als rechthebbende(n) kan/kunnen worden aangemerkt.

9.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[naam benadeelde], wonende te Rotterdam, ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 4,80 aan materiële schade en een bedrag van € 5.500,-- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de materiële schade volledig toe te wijzen en benadeelde partij met betrekking tot de gevorderde immateriële schade niet ontvankelijk te verklaren op grond dat deze de gevorderde immateriële schade onvoldoende heeft onderbouwd.
9.2.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is primair verzocht de vordering integraal af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak voor feit 1. Subsidiair is verzocht het gevorderde immateriële schadebedrag niet ontvankelijk te verklaren omdat deze schade onvoldoende is onderbouwd/aannemelijk is gemaakt. Meer subsidiair is verzocht om het bedrag te matigen en in het geval aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd, de vervangende hechtenis te beperken tot één dag.
9.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1. bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde materiële schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit onder 1 rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,--, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededader onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.004,80.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf
voor de duur van 3 (drie) jaren,
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op twee jaren en stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- medewerking zal verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd zijn medewerking zal verlenen aan diagnostiek en behandeling bij forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke instelling;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de rechthebbende(n) van:

1.1.00 STK Computer Kleur: Zwart

HEWLETT/PACKARD probook
Goednummer [beslagnummer 1] (oplaadsnoer/adapter)

2 1.00 STK GSM zaktelefoon Kleur: Wit

SAMSUNG
Goednummer [beslagnummer 2]

3 1.00 STK GSM zaktelefoon Kleur: Wit

APPLE I-phone 5
Goednummer [beslagnummer 3]

4 1.00 STK GSM zaktelefoon Kleur: Wit

APPLE I-phone 4
Goednummer [beslagnummer 4]

5 1.00 STK GSM zaktelefoon Kleur: Blauw

NOKIA
Goednummer [beslagnummer 5]

6 1.00 STK Horloge Kleur: Zwart

VALENTIAN
Goednummer [beslagnummer 6]

7 1.00 STK Horloge Kleur: Zwart

QUARTZ
Goednummer [beslagnummer 7] ;
wijst de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde] , wonende te Rotterdam toetot een bedrag van
€ 3.004,80 (drieduizendvier euro en tachtig eurocent), bestaande uit
€ 4,80 aan materiële schade en € 3.000,-- aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 3.004,80 (drieduizendvier euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 3.004,80 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.P. van der Stroom, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. F. Aukema-Hartog en L.A. Pit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Berke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
(Zaak [dossiernaam 1] )
hij op of omstreeks 19 maart 2016 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een
woning gelegen aan de [adres delict] ,
- 5 horloges (merk Seiko en/of Timex en/of Swatch), en/of
- een computerbeeldscherm (merk Dell), en/of
- 2 telefoons (merk/type Sony Experia en/of Panasonic), en/of
- een tablet (merk/type Apple iPad), en/of
- ( ongeveer) 80 euro, en/of
- 6 Boeddhabeelden, en/of
- een briefopener,
in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan
[naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- zich (gemaskerd) opdringen aan die [naam slachtoffer] , en/of
- tonen/voorhouden van een (op (een)) vuurwapen en/of een stroomstootwapen
(gelijkend(e) voorwerp(en)) aan die [naam slachtoffer] , en/of
- houden/duwen van dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het
hoofd en/of rug en/of benen van die [naam slachtoffer] , en/of
- aan die [naam slachtoffer] toevoegen (zakelijk weergegeven) dat hij op zijn buik moest
gaan liggen en/of "Ik schiet je door je been als je niet vertelt waar de pot
met geld is", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- vastbinden met tape van armen en/of enkels van die [naam slachtoffer] , en/of
- afplakken met tape van de mond en/of de ogen van die [naam slachtoffer] , en/of
- dwingen die [naam slachtoffer] mee te gaan naar de badkamer en/of trekken/sleuren van
die [naam slachtoffer] naar de badkamer;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
(Zaak [dossiernaam 2] )
hij in of of omstreeks de periode van 6 januari 2016 tot en met 27 juni 2016,
althans op 27 juni 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
een goed, te weten een mobiele telefoon (merk Apple iPhone, type 5S),
heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
(artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)