ECLI:NL:RBROT:2016:10411

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2016
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
10/750502-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk vervoeren van heroïne met een gevangenisstraf en geldboete

Op 9 mei 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 13 juli 2015 samen met anderen ongeveer 750 gram heroïne heeft vervoerd. De verdachte werd op die datum door de politie onderschept na een achtervolging, waarbij hij met hoge snelheid probeerde te ontsnappen. Tijdens zijn aanhouding werd de heroïne aangetroffen in zijn bezit. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 8 maanden en een geldboete van € 1.100,00. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 8 maanden op, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht, en een geldboete van € 1.100,00. De rechtbank benadrukte dat de handel in heroïne een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid en dat het noodzakelijk is om deze criminaliteit met kracht tegen te gaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750502-15
Datum uitspraak: 9 mei 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
laatst opgegeven (post)adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Ahbata heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van een geldboete van € 1.100,00, subsidiair 22 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het observatieteam heeft verdachte op 13 juli 2015 uit Rotterdam zien vertrekken. De verdachte is op dat moment bestuurder van de auto. In de omgeving van Goirle is aan hem door de politie een stopteken gegeven. Hij heeft dit stopteken genegeerd en is, met zeer hoge snelheid, weggevlucht. De verdachte heeft dan telefonisch contact met medeverdachte [naam medeverdachte] , en geeft [naam medeverdachte] door dat hij gevlucht is voor de politie en dat hij de drugs nog bij zich heeft. Enige tijd later vindt de politie hem terug in Goirle.
Bij zijn aanhouding treft de politie in een zak in totaal ongeveer 750 gram heroïne aan. Dat het om heroïne gaat, blijkt uit het onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte op 13 juli 2015 samen met anderen opzettelijk ongeveer 750 gram heroïne heeft vervoerd.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 13 juli 2015 te Rotterdam en/of Goirle tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 750 gram van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van 750 gram heroïne.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapporten
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsadvies van 25 augustus 2015 en van de voortgangsverslagen toezicht aan opdrachtgever van 4 januari 2016 respectievelijk 4 april 2016.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte ook in Duitsland zal worden berecht voor de invoer, dan wel vervoer van verdovende middelen en dat hem daar een gevangenisstraf van anderhalf jaar boven het hoofd hangt. De raadsman heeft verzocht om bij het bepalen van de strafmaat hiermee rekening te houden, in die zin dat aan de verdachte een straf wordt opgelegd gelijk aan de tijd die reeds door hem in voorarrest is doorgebracht.
Uitgangspunt in de rechtspraak is dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht niet van toepassing is in geval van een buitenlandse uitspraak. In deze zaak staat bovendien vast dat verdachte in Duitsland (of in Nederland) nog niet is vervolgd en veroordeeld ter zake de door de raadsman bedoelde strafbare feiten, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht om die reden al toepassing mist bij de strafbepaling in deze zaak.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zoekt allereerst aansluiting bij de oriëntatiepunten die ter zake Opiumwetdelicten zijn opgesteld, en die beogen een zekere gemeenschappelijk vertrekpunt te geven bij het verder bepalen van de strafmaat en –soort in de concreet voorliggende strafzaak.
De rechtbank acht deze oriëntatiepunten ook voor het hier bewezen verklaarde richtinggevend, en stelt daarbij vast dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten een hoeveelheid van (ongeveer) 750 gram heroïne heeft vervoerd, met -gelet op het verdere onderzoek-, de kennelijke bedoeling om deze hoeveelheid heroïne naar Duitsland te vervoeren. De verdachte is tijdens dit transport onderschept door de politie, waarna de verdachte met de door hem bestuurde auto op de vlucht is geslagen, en hij heeft daarbij het verkeer ernstig in gevaar gebracht.
Zoals algemeen bekend vormt het gebruik heroïne een bedreiging voor de volksgezondheid. Bovendien vindt een deel van de vermogenscriminaliteit, maar ook ernstige geweldscriminaliteit, direct of indirect haar oorsprong in de handel in en het gebruik van harddrugs, zodat deze handel en verdere verspreiding daarvan met kracht dient te worden tegengegaan.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de eis van officier van justitie passend.
De rechtbank zal aan verdachte naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden tevens een geldboete van € 1.100 opleggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24c, 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 1.100, 00 ( elfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
21 dagen hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op 13 juli 2015 te Rotterdam en/of Goirle tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 750 gram van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet