ECLI:NL:RBROT:2016:10401

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2016
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
4749181
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een verpleegkundige wegens onbevoegde inzage in patiëntendossier

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, [verzoeker], en zijn werkgever, Stichting Maasstad Ziekenhuis. [Verzoeker], werkzaam als gespecialiseerd dialyseverpleegkundige, werd op 20 november 2015 op staande voet ontslagen omdat hij onbevoegd toegang had verkregen tot het elektronisch patiëntendossier van de broer van zijn schoonzus. De werkgever stelde dat [verzoeker] zich schuldig had gemaakt aan grove schending van de geheimhoudingsplicht en dat er een dringende reden voor ontslag was. [Verzoeker] betwistte dit en verzocht om vernietiging van het ontslag, wedertewerkstelling en doorbetaling van zijn loon.

De kantonrechter oordeelde dat hoewel [verzoeker] een fout had gemaakt door het dossier in te zien, deze fout niet zo ernstig was dat ontslag op staande voet gerechtvaardigd was. De rechter nam in overweging dat [verzoeker] dit deed op verzoek van zijn schoonzus en dat hij niet uit nieuwsgierigheid handelde. De werkgever had niet voldoende aangetoond dat de sanctie van ontslag op staande voet in dit geval proportioneel was. De kantonrechter vernietigde het ontslag en oordeelde dat [verzoeker] weer moest worden toegelaten tot de werkvloer, met een veroordeling tot betaling van zijn achterstallige loon en proceskosten door de werkgever.

De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van medische gegevens, maar ook de noodzaak voor werkgevers om duidelijk te communiceren over sancties bij schending van privacyregels. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever niet aannemelijk had gemaakt dat [verzoeker] op de hoogte was van de ernst van de sanctie die hem boven het hoofd hing, en dat de omstandigheden van de zaak een minder zware sanctie rechtvaardigden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4749181 VZ VERZ 16-509
uitspraak: 29 januari 2016
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaken van
[verzoeker],
wonende te [plaatsnaam] ,
gemachtigde: mr. A.W.M. Roozeboom te Schiedam,
tegen
Stichting Maasstad Ziekenhuis,
gevestigd te Rotterdam,
gemachtigde: mr. L.J.P. Duijs te Utrecht.
Partijen worden hierna ‘ [verzoeker] ’ en ‘Maasstad’ genoemd.

1.Het verloop van de procedure

De kantonrechter ontving op 15 januari 2016 een verzoekschrift met producties van [verzoeker] en zij ontving op 19 januari 2016 een verzoekschrift met producties van Maasstad. [verzoeker] en Maasstad hebben in de zaken waarin zij verweerder zijn een verweerschrift ingediend. De kantonrechter heeft tevens brieven met aanvullende producties ontvangen, van Maasstad op 19 januari 2016 en van [verzoeker] op 21 januari 2016.
De mondelinge behandeling vond plaats op 22 januari 2016. [verzoeker] is verschenen, met een aantal familieleden en met zijn gemachtigde mr. A.W.M. Roozeboom. Namens Maas-stad zijn verschenen de [L.] (manager zorgeenheid) en de heer [H.] (HR Business Partner), met de gemachtigde van Maasstad mr. L.J.P. Duijs. Van hetgeen is besproken zijn door de griffier aantekeningen gemaakt. De beide gemachtigden hebben een pleitnota ingediend.
De uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

Er wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
[verzoeker] (geboren op [geboortedatum] ) werkt sinds 1 augustus 2003 bij Maasstad. De functie van [verzoeker] is (momenteel) gespecialiseerd dialyseverpleegkundige, tegen een basissalaris van € 3.719,00 bruto per maand (exclusief emolumenten).
2.2
Maasstad ontving op 12 november 2015 een e-mail vanaf het adres [emailadres] .
com. In de e-mail staat:
Ik stuur u deze mail vanwege het volgende. Enige tijd geleden is een direct familielid van mij overleden in het Maasstad Ziekenhuis aan de gevolgen van AIDS. Dit dossier en de reden van overlijden was uiteraard in overleg met de behandelende arts geheim. Nu werkt een kennis (verpleegkundige de dialyse afdeling: achternaam beginnend met [XXXX] ) die in dit dossier heeft gekeken zonder onze toestemming en is zo te weten gekomen dat mijn familie is overleden aan AIDS (dit heeft hij namelijk tegen mensen uit zijn omgeving verteld). Dit blijft natuurlijk heel kwalijk, voornamelijk omdat dit vertrouwelijk is en heel onrechtmatig is. Want deze persoon hoort gewoon niet in andermans dossier te snuffelen. Ik zou graag willen dat hier een onderzoek naar komt want dit blijft een inbreuk op de privacy.
2.3
Maasstad heeft [verzoeker] op 20 november 2015 op staande voet ontslagen. Maasstad schrijft in een brief aan [verzoeker] van 23 november 2015, voor zover nu van belang:
De reden voor uw ontslag is dat wij hebben moeten constateren dat u zich in de periode van 09-10-2014 t/m 10-12-2014 twintigmaal toegang heeft verschaft tot een patiëntendossier waar u uit hoofde van uw functie niet toe gerechtigd was.
In het verantwoordingsgesprek dat na constatering van bovenstaande feiten met u heeft plaatsgevonden, heeft u toegegeven gedurende langere periode oneigenlijk inzage te hebben gehad in een patiëntendossier en informatie uit het betreffende dossier gedeeld te hebben met derden. Hiermee heeft u zich schuldig gemaakt aan grove schending van uw verplichtingen uit hoofde van uw arbeidsovereenkomst, de geheimhoudingsverplichting als bedoeld in artikel 3.2.17, de Beroepscode voor Verpleegkundigen en Verzorgenden en de in het Maasstad Ziekenhuis geldende regels, normen en waarden ten aanzien van privacy en patiëntveiligheid.
2.4
De patiënt in wiens dossier [verzoeker] heeft gekeken is de inmiddels overleden broer van zijn schoonzus (de vrouw van zijn broer). [S.] (Aios Interne Geneeskunde) en [K.] (chef de clinique oncoloog) van Maasstad schrijven in een brief aan huis-arts [P.] van 10 oktober 2014:
Dhr […] ligt opgenomen in het Maasstad Ziekenhuis in Rotterdam. In verband met neuro-logische klachten is hij zelf niet in staat zijn zaken waar te nemen of te komen, daarom is zijn zus […] aangesteld als zaakwaarnemer.
2.5
De schoonzus van [verzoeker] schrijft in een verklaring van 5 december 2015, voor zo-ver nu van belang:
Op 9 oktober 2014 heb ik aan mijn zwager […] medegedeeld dat mijn broer […] was opgenomen in het Maasstad ziekenhuis. Mijn broer en de [verzoeker] kennen elkaar al 35 jaar. […] Wij wisten niet goed wat er met mijn broer aan de hand was als we er naar vroegen, kregen wij een antwoord maar dat antwoord was voor ons niet duidelijk. Wij begrepen het niet. Dat had te maken met het feit dat wij de Nederlandse taal wel goed begrijpen, maar niet in de snelheid van een gesprek. Wij voelen ons onzeker in het bijzijn van artsen. Wij hebben in het verleden al vaker een beroep op zwager gedaan indien er medisch gezien wat aan de hand was met ons zelf. Mijn zwager fungeert binnen ons gezin als medisch vertrouwenspersoon/tolk, hij is in staat om medische terminologie voor ons duidelijk te maken. Mijn zwager heeft direct gezegd dat hij niet bevoegd is om in dossiers te kijken. Ik heb mijn zwager aangegeven dat ik zaakwaarnemer ben en dat ik hem daarvoor wel toestemming gaf. Direct heb ik gevraagd aan mijn broer om te laten vaststellen bij de artsen dat ik zaakwaarnemer ben, dat is ook zo gebeurd zie de bijlage. Mijn broer wist dat mijn zwager inzage had in zijn dossier en hij vond dat goed. Mijn zwager is een aantal malen, op ons verzoek, op bezoek geweest bij broer. Wij waren altijd bij deze bezoeken aanwezig. De medische situatie is alleen in bijzijn van de familie besproken. Mijn zwager heeft nooit informatie gegeven, hij heeft slechts zaken uitgelegd, verduidelijkt. De infor-matie was van ons afkomstig. Ik heb zelfs mijn zwager gevraagd om zaken na te gaan in het dossier. Ook mijn broer wilde dat, mijn broer wilde graag weten waar hij aan toe was.

3.De verzoeken en het verweer daartegen

3.1
[verzoeker] verzoekt, samengevat, (1) het gegeven ontslag op staande voet te vernieti-gen, (2) wedertewerkstelling en (3) veroordeling van Maasstad tot doorbetaling van het loon vanaf 20 november 2015, met wettelijke verhoging, rente en met veroordeling van Maasstad in de kosten van de procedure. [verzoeker] betwist dat er een dringende reden voor ontslag op staande voet bestaat. Het ontslag op staande voet is ook niet onverwijld gegeven.
3.2
Maasstad voert aan dat er wel degelijk een dringende reden voor ontslag op staande voet was. Haar verweer strekt er dan ook toe de verzoeken van [verzoeker] af te wijzen. Voor het geval de kantonrechter dit niet doet, verzoekt Maasstad om ontbinding van de arbeidsover-eenkomst, primair op grond van verwijtbaar handelen, subsidiair wegens een verstoorde ar-beidsverhouding.
3.3
Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hierna ingegaan op de (overige) stel-lingen van partijen.

4.De beoordeling

voorlopige voorziening
4.1
Het verzoek van [verzoeker] om voorlopige voorzieningen te treffen hoeft niet beoor-deeld te worden. Er wordt nu een eindbeschikking gegeven waarin ook de vorderingen in het incident (de loonvordering en de wedertewerkstelling) beoordeeld worden. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat daarom geen aanleiding meer.
ontslag op staande voet
4.2
Maasstad kan [verzoeker] op staande voet ontslaan als daar een dringende reden voor is. Die dringende reden moet onverwijld aan [verzoeker] worden meegedeeld (artikel 7:677 lid 1 BW). Als dringende redenen worden beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedra-gingen van [verzoeker] , die tot gevolg hebben dat van Maasstad redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:678 lid 1 BW).
4.3
Aan het vereiste dat de dringende reden voor het ontslag op staande voet onverwijld aan [verzoeker] meegedeeld moet worden is voldaan. De anonieme melding die tot het ontslag op staande voet heeft geleid is op 12 november 2015 bij Maasstad binnengekomen, waarop de melder is gevraagd om nadere gegevens om een intern onderzoek te kunnen instellen. De verlangde nadere gegevens hebben Maasstad op 16 november 2015 bereikt. Hierna is, zo heeft Maasstad toegelicht, door de ICT-afdeling onderzoek gedaan en is vastgesteld dat het [verzoeker] was die onbevoegd het bewuste patiëntendossier (tot twintigmaal toe) geraad-pleegd had. Het gesprek waarin [verzoeker] op staande voet is ontslagen vond plaats op 20 november 2015. Aan een werkgever moet enige tijd gegund worden voor onderzoek. De verklaring van Maasstad ten aanzien van de verstreken tijd komt plausibel voor. Er kan dan ook niet geoordeeld worden dat Maasstad in deze zaak meer tijd genomen heeft dan rede-lijkerwijs noodzakelijk.
4.4
Het staat tussen partijen niet ter discussie dat bescherming van medische gegevens van patiënten (van Maasstad) van het grootste belang is. Ter discussie staat ook niet dat [verzoeker] iets gedaan heeft, waartoe hij niet gemachtigd was, namelijk het meerdere malen inzien van het elektronisch patiëntendossier van de broer van zijn schoonzus. Het enkele feit dat hij dit heeft gedaan leidt echter niet per definitie tot het oordeel dat Maasstad [verzoeker] terecht op de staande voet ontslagen heeft. Bij de beoordeling van de vraag of dit terecht is gebeurd, moeten immers alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang be-zien, in aanmerking genomen worden, waarbij de aard en de ernst van de dringende reden afgezet moet worden tegen de door [verzoeker] aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Ook speelt een rol de kenbaarheid van het door Maasstad naar haar zeggen gevoerde sanc-tiebeleid.
4.5
[verzoeker] heeft niet uit louter nieuwsgierigheid een dossier ingezien. Het ging niet om het dossier van bijvoorbeeld zijn buurman of om het dossier van een bekende Nederlander waar [verzoeker] zonder goede grond in keek. Het ging om het dossier van de broer van zijn schoonzus, een dossier dat naar de schoonzus verklaart op haar verzoek is ingezien, met medeweten van haar broer. Dat [verzoeker] tijdens het gesprek op 20 november 2015 heeft gezegd dat de patiënt er níet van op de hoogte dat hij in zijn dossier keek, kan [verzoeker] , gelet op het gegeven dat hij op 20 november 2015 (een jaar na dato) volkomen onverwacht met deze feiten werd geconfronteerd, niet in die zin worden aangerekend dat nu zonder meer aan die mededeling moet worden gehouden, temeer niet nu [verzoeker] ná het gesprek op 20 november 2015 consequent heeft volgehouden dat de patiënt er wél van op de hoogte was.
4.6
In 2013 hebben enkele medewerkers van Maasstad een berisping gehad omdat zij uit nieuwsgierigheid hadden gekeken in een dossier waaraan in een televisie-uitzending aan-dacht werd besteed. Er is door Maasstad sindsdien ongetwijfeld het een en ander gedaan aan de bewustwording van haar medewerkers waar het het belang van de privacybescherming betreft en de voorgestane sanctie bij schending van de privacy, maar de vraag kan gesteld worden in hoeverre hetgeen ‘van bovenaf’ wordt gecommuniceerd daadwerkelijk ‘landt’ bij degene voor wie het bedoeld is, namelijk bij de medewerker in het ‘primaire proces’. Maas-stad verklaart dat de afgelopen twee jaar bij nieuwe medewerkers op het hart wordt gedrukt dat inzage in een elektronisch patiëntendossier zonder behandelrelatie met de patiënt wordt gesanctioneerd met ontslag op staande voet, maar [verzoeker] is niet in de laatste twee jaar in dienst getreden bij Maasstad. Hij werkt er al sinds 2003. Maasstad verwijst naar vele regle-menten en richtlijnen maar niet één ervan vermeldt de sanctie ‘ontslag op staande voet’ met zoveel woorden. Ook maakt Maasstad niet aannemelijk dat op een andere, niet mis te versta-ne wijze aan de werknemers, waaronder [verzoeker] , duidelijk is gemaakt dat deze zware sanctie op schending van het privacybeleid staat. De kenbaarheid is dan ook op zijn zachtst gezegd omstreden. Hierbij komt dat [verzoeker] aanvankelijk tegen zijn schoonzus heeft gezegd dat hij niet aan haar verzoek kon voldoen. Pas nadat zij de onder 2.4 genoemde brief aan hem had verstrekt heeft hij de beslissing genomen het patiëntendossier te raadplegen. Hoewel zijn aanname dat deze ‘machtiging’ toereikend was formeel gesproken onjuist is (hetgeen hem als niet jurist nog wel vergeven kan worden) en hij daarenboven als verpleeg-kundige beter had moeten weten (de verklaring maakte immers sowieso niet dat hij hiermee in een behandelrelatie kwam te staan tot de patiënt, hetgeen cruciaal is om überhaupt ooit raadpleegrechten te hebben), is het niet ondenkbaar dat [verzoeker] , wetende dat de mede-werkers die in 2013 uit nieuwsgierigheid in een dossier keken slechts een berisping kregen, de afweging heeft gemaakt dat, gegeven zijn (altruïstischer) motieven, een eventuele sanctie voor hem in elk geval niet ernstiger kon uitpakken.
4.7
Toen Maasstad [verzoeker] confronteerde met de feiten, is door hem meteen openheid van zaken gegeven. [verzoeker] draaide niet heen om wat hij heeft gedaan. Dat hij informa-tie uit het dossier van de broer van zijn schoonzus heeft gedeeld met derden blijkt nergens uit. Zijn schoonzus verklaart dat [verzoeker] slechts uitlegde wat zij sowieso al wisten. De anonieme melder verklaart weliswaar dat [verzoeker] de informatie met zijn omgeving ge-deeld heeft, maar hij of zij laat na mee te delen met wie die informatie dan gedeeld is en hij of zij geeft evenmin inzage in zijn of haar motief om de dossierinzage een jaar na dato bij Maasstad te melden. Het enkele feit dat de anonieme melder op de hoogte was van de ziek-te van de patiënt, betekent niet noodzakelijkerwijs dat deze informatie afkomstig is van [verzoeker] . Hierbij moet bedacht worden dat de wet- en regelgeving rondom privacybe-scherming in de eerste plaats bedoeld is om te voorkomen dat (medische) informatie onder ogen komt van iemand die daar niets mee te maken heeft. Niet gebleken is dat dit door toe-doen van [verzoeker] wat de medische informatie van de broer van zijn schoonzus betreft wél is gebeurd. De kantonrechter is van oordeel dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de patiënt instemde met de gang van zaken. Er mag daarom aangenomen worden dat degene voor wie de bescherming bedoeld was, er geen bezwaar tegen had als zijn zus kennis zou nemen van zijn medische gegevens. Dat [verzoeker] meer heeft gedaan dan hieraan bijdragen is onvoldoende gebleken.
4.8
[verzoeker] heeft een fout gemaakt. Het gaat echter wel om een fout waar hij een (plausi-bel) ‘verhaal’ voor heeft. Het gaat kennelijk ook om zijn eerste fout in de dertien jaar dat [verzoeker] nu bij Maasstad werkt. Onvoldoende is komen vast te staan dat hij had moeten weten dat op deze fout onherroepelijk de sanctie van ontslag op staande voet zou volgen. Alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemend, leiden de kantonrechter tot het oor-deel dat deze ene fout [verzoeker] niet dusdanig zwaar aangerekend kan worden, dat nu van Maasstad redelijkerwijs niet meer gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Een minder vergaande sanctie dan ontslag op staande voet was op zijn plaats geweest. Dit betekent dat het op 20 november 2015 door Maasstad aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet vernietigd wordt.
ontbinding van de arbeidsovereenkomst
4.9
Het ontslag op staande voet wordt vernietigd. Aan de orde is daarom het verzoek van Maasstad tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
4.1
De kantonrechter kan een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst slechts inwilligen als er geen opzegverboden zijn (artikel 7:671b lid 2 BW). Van een opzegverbod is de kantonrechter in deze zaak niet gebleken.
4.11
De arbeidsovereenkomst kan ontbonden worden als daar een redelijke grond voor is. Maasstad noemt twee in haar ogen redelijke gronden om tot ontbinding van de arbeidsover-eenkomst over te gaan, namelijk dat [verzoeker] verwijtbaar gehandeld heeft, zodanig dat van haar niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 2 aanhef en onder e BW) en dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van haar niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 2 aanhef en onder g BW).
4.12
Uit hetgeen hiervoor is overwogen valt al af te leiden dat [verzoeker] een fout heeft gemaakt, waarvoor hem een verwijt kan worden gemaakt. Nu deze fout echter het ontslag op staande voet niet kan dragen, kan ook de primair gestelde grondslag de ontbinding niet dragen. Ook een dermate verstoring van de arbeidsverhouding dat voortzetting daarvan van Maasstad niet kan worden gevergd, acht de kantonrechter niet aan de orde. [verzoeker] werkt inmiddels dertien jaar bij Maasstad. Uit niets blijkt dat er op de manier waarop hij zijn werk uitvoert iets aan te merken valt. Hoewel hetgeen is voorgevallen ernstig is, het moet niet als meer dan een incident worden beschouwd. Na een gesprek over dat incident en eventueel een passende sanctie, moeten partijen weer over kunnen gaan tot de orde van de dag.
4.13
Er bestaat naar het oordeel van de kantonrechter al met al geen grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek daartoe van Maasstad wordt daarom afgewezen.
toelating tot het werk
4.14
Het ontslag op staande voet wordt vernietigd en het verzoek tot ontbinding van de ar-beidsovereenkomst wordt afgewezen. Dit betekent dat het verzoek van [verzoeker] hem weer toe te laten tot de werkvloer toegewezen kan worden. Maasstad wordt ertoe veroordeeld om [verzoeker] binnen maximaal twee weken na het wijzen van deze beschikking, dus uiterlijk op vrijdag 12 februari 2016, weer toe te laten tot de werkvloer. Als zij hiermee in gebreke blijft verbeurt zij een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 15.000,00. Voor de termijn van twee weken wordt gekozen om partijen in de tussentijd de gelegenheid te geven ‘de plooien glad te strij-ken’.
loondoorbetaling
4.15
Maasstad heeft [verzoeker] op 20 november 2015 ten onrechte op staande voet ontsla-gen en zij is per die datum ten onrechte gestopt met het betalen van zijn loon. Maasstad wordt ertoe veroordeeld het loon van [verzoeker] van € 3.719,00 bruto per maand en de ove-rige emolumenten (waaronder de onregelmatigheidstoeslag van € 450,00 bruto per maand) aan hem te betalen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW van 10% en te vermeerderen met de wettelijke rente.
kostenveroordeling
4.16
Maasstad is de in het ongelijk gestelde partij en wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
vernietigt het door Maasstad op 20 november 2015 aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet;
veroordeelt Maasstad ertoe om [verzoeker] binnen maximaal twee weken na het wijzen van deze beschikking, dus uiterlijk op vrijdag 12 februari 2016, weer toe te laten tot de werk-vloer, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat Maasstad in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, met aan maximum van
€ 15.000,00;
veroordeelt Maasstad tot betaling van het achterstallige loon van [verzoeker] van € 3.719,00 bruto per maand en de overige emolumenten (waaronder de onregelmatigheidstoeslag van
€ 450,00 bruto per maand), te vermeerderen met de wettelijke verhoging op grond van arti-kel 7:625 BW van 10% en te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW, vanaf 20 november 2015;
veroordeelt Maasstad in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker] vastgesteld op € 79,00 aan griffierecht en € 600,00 aan salaris voor zijn ge-machtigde;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders door [verzoeker] en Maasstad verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686