ECLI:NL:RBROT:2016:10367

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2016
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
C/10/507549 / FT EA 16/1908
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot gedwongen schuldregeling in het kader van de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door verzoekster, die te maken had met aanzienlijke schulden. Verzoekster had een schuld van in totaal € 37.872,69 bij 27 concurrente schuldeisers en had een schuldregeling aangeboden waarbij zij 4,65% van haar schulden zou betalen. De rechtbank heeft de schuldeisers, waaronder NS, Mundo, University of Curaçao en Capabel, opgeroepen om in te stemmen met deze regeling. Tijdens de zitting op 20 oktober 2016 zijn de weigerende schuldeisers echter niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster na het voltooien van haar MBO-opleiding verschillende andere opleidingen is begonnen, maar deze niet heeft afgemaakt. Ondanks haar financiële situatie heeft zij in april 2014 een opleiding tot apothekersassistent gestart, wat heeft geleid tot verdere schulden. De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet te goeder trouw is geweest in het aangaan van deze schuld, aangezien zij wist dat zij niet over de financiële middelen beschikte om de kosten te dekken.

De rechtbank heeft de belangen van de weigerende schuldeisers zwaarder gewogen dan die van verzoekster. De rechtbank concludeert dat de schuldeisers in redelijkheid niet tot instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, gezien de onevenredigheid tussen hun belangen en die van verzoekster. Het verzoek om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling is dan ook afgewezen. De rechtbank zal in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 27 oktober 2016
in de zaak van:
[naam],
wonende te [adres]
[woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 4 augustus 2016, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een vijftal schuldeisers, te weten:
  • Bureau Nabetalingen NS (hierna: NS);
  • Mundo Kinderopvang (hierna: Mundo);
  • University of Curaçao, vertegenwoordigd door AGC Gerechtsdeurwaarders & Incasso (hierna: University of Curaçao);
  • Stichting Kinderopvang Vlaardingen, vertegenwoordigd door Van Es Gerechtsdeurwaarders (hierna: Kinderopvang Vlaardingen);
  • Capabel Onderwijs Groep (hierna: Capabel);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Capabel heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Mevrouw L. Evenhuis, werkzaam bij Stroomopwaarts heeft voorafgaande aan de zitting, bij e-mail van 13 oktober 2016, aan de rechtbank te kennen gegeven dat Kinderopvang Vlaardingen alsnog instemt met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 20 oktober 2016 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw D.M. Wijndal, werkzaam bij Stroomopwaarts (hierna: schuldhulpverlening);
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift 27 concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 37.872,69 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 25 februari 2016 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,65% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Thans stemmen 23 schuldeisers met de aangeboden schuldregeling in. NS, Mundo, University of Curaçao en Capabel stemmen hier niet mee in. Zij hebben een vordering van € 6.729,55 op verzoekster, welke 17,76% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft NS te kennen gegeven dat een betalingsregeling niet mogelijk is nu er sprake is van een overtreding. Mundo heeft in de contacten met schuldhulpverlening aangegeven dat verzoekster recht had op kinderopvangtoeslag, waarmee de vordering betaald had kunnen worden.
In haar verweerschrift heeft Capabel te kennen gegeven dat het aangeboden bedrag niet in verhouding staat tot de totale schuldvordering, zeker nu verzoekster het gehele onderwijsprogramma heeft doorlopen. Verder geeft zij aan dat haar diploma pas uitgereikt kan worden indien zij de volledige opleidingskosten heeft voldaan. Daarnaast is Capabel van mening dat het ontstaan van de schuld te wijten is aan verzoekster. Zij heeft zich immers ingeschreven voor de opleiding, wetende dat zij niet de financiële middelen had (of in de toekomst bezit) om het cursusgeld te voldoen. Tot slot geeft zij aan dat uit het gedane voorstel onvoldoende blijkt dat verzoekster zich tot het uiterste inspant om haar schuldenpositie te verbeteren.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben NS, Mundo, University of Curaçao en Capabel geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van NS, Mundo, University of Curaçao en Capabel bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of NS, Mundo, University of Curaçao en Capabel in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank overweegt als volgt. Verzoekster is na het voltooien van de juridische richting van het MBO begonnen met verschillende opleidingen. Verzoekster heeft aangegeven dat ze geen werk kon vinden met haar MBO-diploma en daarom verder wilde met HBO. Verzoekster is begonnen met Accountancy, MER (Management, Economie en Recht) en SJD (Sociaal Juridische Dienstverlening), maar heeft de opleidingen niet afgemaakt. In april 2014 is verzoekster begonnen met de opleiding tot apothekersassistent, terwijl zij op dat moment al veel schulden had. Door toch te starten met deze opleiding en de kosten daarvan niet te voldoen, is verzoekster deze schuld aan Capabel niet te goeder trouw aangegaan. Dat Capabel weigert om in te stemmen is, gelet op de ontstaansgeschiedenis, redelijkerwijze begrijpelijk. Bovendien was er naar het oordeel van de rechtbank geen enkele noodzaak voor het starten van deze opleiding, nu verzoekster al in het bezit was van een MBO-diploma.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van de weigerachtige schuldeisers zwaarder wegen dan die van verzoekster of de overige schuldeisers. Het verzoek om voornoemde vier schuldeisers te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen. De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M. de Winkel, rechter, en in aanwezigheid van mr. L. Timmermans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2016. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.