ECLI:NL:RBROT:2016:10332
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en lichtzinnig ondernemerschap
Op 28 november 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, die op 9 augustus 2016 een verzoekschrift indiende, heeft een schuldenlast van € 26.454,69. Tijdens de zitting op 21 november 2016 is de verzoeker gehoord. De rechtbank oordeelt dat de verzoeker niet te goeder trouw is geweest in de vijf jaar voorafgaand aan het indienen van het verzoek. Dit oordeel is gebaseerd op verschillende factoren, waaronder de aard van de schulden en het gedrag van de verzoeker met betrekking tot zijn financiële verplichtingen.
De rechtbank constateert dat de verzoeker schulden heeft bij het CJIB, die voortkomen uit verkeersboetes, en dat deze schulden niet te goeder trouw zijn ontstaan. Daarnaast blijkt uit de verklaring van de verzoeker dat hij in 2013 een onderneming is gestart zonder een ondernemingsplan en dat hij niet in staat was om zelf de boekhouding te voeren. Dit heeft geleid tot een nieuwe schuldenlast, terwijl hij al eerder failliet was gegaan. De rechtbank concludeert dat de verzoeker lichtzinnig te werk is gegaan bij het starten van zijn onderneming en dat er geen boekhouding beschikbaar is, wat de goede trouw verder ondermijnt.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende feiten en omstandigheden zijn die de toelating tot de schuldsaneringsregeling rechtvaardigen, ondanks het ontbreken van goede trouw. Het verzoek wordt dan ook afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. W.J. Geurts-de Veld, rechter, en mr. E.C. Padberg-de Haan, griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 november 2016. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.