Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- mr. E.R. Butin Bik, advocaat van verzoekster;
- de heer [naam 2] , werkzaam bij stichting Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: verweerster).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 30 november 2016 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het doel een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 19 december 2016 gepland, maar verzoekster is zonder bericht van verhindering niet verschenen. De advocaat van verzoekster, mr. E.R. Butin Bik, heeft ter zitting verklaard dat verzoekster in een financieel moeilijke situatie verkeert, waarbij haar inkomen tijdelijk is opgeschort. Verzoekster heeft een schuldhulpverleningscontract gesloten met een financieel adviesbureau en hoopt dat dit haar zal helpen om haar huur en andere verplichtingen te voldoen.
Verweerster, de verhuurder, heeft echter betoogd dat er geen vertrouwen is dat de huur zal worden betaald, gezien de eerdere betalingsachterstanden. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Ondanks dat verzoekster een ontruimingsvonnis heeft ontvangen, heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoekster onvoldoende saneringsgezinde houding vertoont door niet ter zitting te verschijnen en niet voldoende bewijs te leveren van haar financiële situatie.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het belang van verweerster, die het ontruimingsvonnis wil uitvoeren, zwaarder weegt dan het belang van verzoekster om in de huurwoning te blijven. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft opgemerkt dat verzoekster in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen, indien nodig.