In deze zaak heeft verzoekster op 11 oktober 2016 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, met het doel een voorlopige voorziening te treffen om ontruiming van haar woning te voorkomen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 22 november 2016 en 6 december 2016 gehouden. Tijdens deze zittingen zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de beschermingsbewindvoerder en vertegenwoordigers van de verweerster, Stichting Waterweg Wonen. Verzoekster heeft een schuldhulpverleningstraject doorlopen en is onder beschermingsbewind gesteld sinds 17 mei 2016. Ondanks een aanzienlijke huurachterstand en eerdere ontruimingsprocedures, heeft de rechtbank geoordeeld dat er voldoende waarborgen zijn voor een minnelijke regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster zich onvoldoende heeft ingespannen om aan de voorwaarden van verweerster te voldoen, maar heeft desondanks het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits verzoekster haar lopende huurtermijnen tijdig voldoet. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, met de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.