ECLI:NL:RBROT:2016:10245
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Faillissementsverklaring van een vennootschap onder firma na vaststelling van opeisbare vordering
Op 4 oktober 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure. De zaak betreft een verzoekschrift van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die faillietverklaring heeft aangevraagd voor de vennootschap onder firma. De verzoekster heeft haar vordering van € 101.095,63 onderbouwd met facturen die betrekking hebben op schadeherstel aan voertuigen die door de vennoten van de verweerster worden gebruikt. De verweerster heeft betoogd dat haar betalingen aan verzoekster zijn gestagneerd vanwege vermoedens van fraude door haar verzekeraar en heeft de vordering van verzoekster betwist door te wijzen op onterechte facturen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering van verzoekster summierlijk is gebleken en dat verweerster in een toestand verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om de insolventieprocedure te openen, aangezien het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt. In de beslissing heeft de rechtbank de vennootschap onder firma in staat van faillissement verklaard, mr. A.J. van Spengen benoemd tot rechter-commissaris en mr. S.A.H.J. Warringa tot curator. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.