ECLI:NL:RBROT:2016:10238

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 september 2016
Publicatiedatum
30 januari 2017
Zaaknummer
4676501 CV EXPL 15-10218
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de vaststellingsovereenkomst en eigendomsgeschil over haag tussen buren zonder kadastrale grens

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 15 september 2016, gaat het om een geschil tussen twee buren, [eiseres] en [gedaagde], over de eigendom van hagen die de percelen van beide partijen scheiden. [eiseres] heeft in 2013 een appartementsrecht gekocht, terwijl [gedaagde] sinds 2004 eigenaar is van een aangrenzend perceel. De hagen A en B, die de grens tussen hun percelen zouden vormen, zijn door [gedaagde] teruggesnoeid tot een hoogte van ongeveer 30 centimeter. Dit leidde tot een rechtszaak waarin [eiseres] stelde dat [gedaagde] onrechtmatig had gehandeld door de hagen te snoeien zonder haar toestemming.

Tijdens een comparitie op 30 mei 2016 sloten partijen een vaststellingsovereenkomst waarin zij overeenkwamen het kadaster te vragen een grensreconstructie uit te voeren. Echter, na een bericht van het kadaster dat er geen kadastrale grens aanwezig was, verzocht [eiseres] de procedure te hervatten. De kantonrechter oordeelde dat de vaststellingsovereenkomst was ontbonden met wederzijds goedvinden.

De kantonrechter beoordeelde vervolgens of [gedaagde] onrechtmatig had gehandeld. Artikel 5:37 BW werd ingeroepen, dat bepaalt dat een eigenaar geen hinder mag toebrengen aan andere eigenaren. De rechter concludeerde dat, hoewel er geen kadastrale grens was, beide partijen als eigenaars van naburige erven konden worden beschouwd. De rechter oordeelde dat [gedaagde] niet onrechtmatig had gehandeld, omdat hij de hagen had gesnoeid om zicht op de jachthaven te krijgen en niet met de intentie om [eiseres] te schaden. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 4676501 CV EXPL 15-10218
uitspraak: 15 september 2016

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van

[eiseres],

wonende te [plaatsnaam],
eiseres,
eerst met mr. L.A. Jansen als gemachtigde, nu in persoon procederend,
tegen

[gedaagde],

wonende te [plaatsnaam],
gedaagde,
gemachtigde: mr. I. Laurijssen.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] en [gedaagde].

Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het exploot van dagvaarding van 10 december 2015, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
de akte overlegging nadere producties/eisvermeerdering, met producties;
de brief van mr. Laurijssen van 20 mei 2016, met productie;
het vonnis van deze rechtbank van 25 februari 2016 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
de aantekeningen van de op 30 mei 2016 gehouden comparitie van partijen;
de brieven van [eiseres] van 6 en 7 juni 2016;
de brief van de griffier van deze rechtbank van 7 juni 2016;
de brieven van [eiseres] van 23 juni 2016 en 27 juli 2016;
de akte van antwoord namens [gedaagde].

Omschrijving van het geschil

1. De feiten

1.1
[eiseres] heeft in 2013 het appartementsrecht van de percelen [naam en nummer] te [plaatsnaam] gekocht. [gedaagde] bezit het appartementsrecht van het perceel [naam en nummer] sinds april 2004. Het recreatiegebied waarop de woningen zich bevinden, is opgesplitst in privé en gemeenschappelijke gedeelten. De woningen zijn geschakeld gebouwd (zie onderstaande tekening). A en B zijn laurierhagen, haag A vormt de grensafscheiding tussen het perceel van [eiseres] en [gedaagde] en haag B vormt de afscheiding tussen het perceel van [eiseres] en het gemeenschappelijke gedeelte van de VvE, zijnde parkeerplaatsen.
1.2
In de splitsingsakte van de VvE wordt privé gedeelte gedefinieerd als 'het gedeelte van het recreatieproject bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, en wel onder te verdelen in hetzij een recreatiewoning, zijnde een woning met daarbij behorend terras en open terrein, hetzij een ligplaats in de jachthaven, hetzij een parkeerplaats'.
1.3
De VvE vermeldt op haar website als volgt:
Praktische Zaken
Het is en blijft een heikel punt: uitzicht op het water versus privacy.
De woningen op het [naam locatie] zijn zo gebouwd dat alle woningen uitzicht op het water hebben. Doordat de woningen versprongen zijn gebouwd, geldt voor een aantal woningen dat uitzicht op het water alleen via de tuin van de buren kan. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van tuinafscheidingen. Gun uw buren ook hun uitzicht en houd rekening met elkaar!
1.4
[gedaagde] heeft tussen 30 september 2015 en 4 oktober 2015 de twee meter hoge hagen A en B teruggesnoeid tot een hoogte van ongeveer 30 centimeter.
1.5
De bestuurder van de VvE, mevrouw [G.] heeft een schriftelijke verklaring afgelegd, inhoudende dat haag B op het grondgebied van de VvE staat.
1.6
Ter comparitie van 30 mei 2016 hebben partijen ten overstaan van de kantonrechter een vaststellingsovereenkomst gesloten. Deze werd ook vastgelegd in het ter zake opgemaakte proces-verbaal, dat door beide partijen en door de kantonrechter en de griffier werd ondertekend. Partijen zijn toen het volgende overeengekomen:
1. Partijen zullen het kadaster vragen een grensreconstructie uit te voeren. Elk van partijen is gerechtigd het kadaster hiervoor te benaderen. De kosten van de grensreconstructie zullen door beide partijen, elk voor de helft, worden gedragen. Ook wanneer achteraf mocht blijken dat een van partijen in het ongelijk wordt gesteld, blijven deze kosten voor de helft ten laste van elk van partijen. Bij het maken van de afspraak met het kadaster zal rekening worden gehouden met de verhinderdata van beide partijen.
2. Indien mocht blijken dat de haag zich op het onroerend goed van [eiseres] bevindt, zal [gedaagde] aan [eiseres] een bedrag betalen van € 2.782,52 (€ 2.238,- +
€ 332,36 buitengerechtelijke incassokosten + € 116,- griffierecht + € 96,16 explootkosten). Betaling zal plaatsvinden binnen twee weken nadat het resultaat van de grensreconstructie door partijen zal zijn ontvangen door overmaking op bankrekeningnummer NL30ABNA0573420564 ten name van Derdengelden
Schep c.s. advocaten B.V.
3. Indien mocht blijken dat de haag zich op de erfgrens van voor het ene deel de erven van [eiseres] en [gedaagde] en voor het andere deel de erven van [eiseres] en de VvE bevindt, zal [gedaagde] aan [eiseres] het hierboven genoemde bedrag van
€ 2.782,52 verschuldigd zijn onder dezelfde voorwaarden als hierboven genoemd.
4. Indien mocht blijken dat de haag zich op het onroerend goed van respectievelijk [gedaagde] en de VvE bevindt, zal geen betaling tussen partijen plaatsvinden.
5. Partijen verklaren dat zij na ommekomst van de onder 2 of 3 genoemde betaling dan wel na ommekomst van het voor [gedaagde] positieve resultaat van de grensreconstructie ter zake van het onderhavige geschil niets meer van elkaar te vorderen hebben.
6. Partijen vragen doorhaling van de procedure.
1.7
Overeenkomstig het door partijen (sub 6 van de vaststellingsovereenkomst) gedane verzoek heeft de kantonrechter daarop de procedure onder toepassing van artikel 246 lid 1 Rv doorgehaald.
1.8
Het Kadaster heeft partijen bericht dat de huisnummers [nummer] en [nummer] samen op het perceel D441 liggen en dat er tussen de woningen geen grens aanwezig is zodat er geen grensconstructie uitgevoerd kan worden. Partijen zijn er dus niet in geslaagd uitvoering te geven aan punt 1 van de vaststellingsovereenkomst (het uitvoeren van een grensconstructie door het Kadaster).
1.9
[eiseres] heeft bij brieven van 6,7 en 23 juni 2016 de kantonrechter verzocht de procedure voort te zetten.
2. De vordering, de grondslag en het verweer
2.1
[eiseres] vordert na eisvermeerdering dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:
- verklaart voor recht dat de handelswijze van [gedaagde], te weten het verwijderen/afzagen van de hagen A en B, jegens [eiseres] onrechtmatig is en [gedaagde] deswege aansprakelijk is tot vergoeding van de door [eiseres] ter zake geleden schade;
- [gedaagde] veroordeelt aan haar te betalen een bedrag van € 2.215,75, althans een in goede justitie te bepalen bedrag voor de schutting, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.215,75 vanaf 25 november 2015, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
- [gedaagde] veroordeelt aan haar te betalen een bedrag van € 332,62 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- [gedaagde] veroordeelt aan haar te betalen een bedrag van € 2.488,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag voor een nieuwe haag en het onderhoud daarvan;
- [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
2.2
[eiseres] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] heeft onrechtmatig gehandeld door de hagen die op het perceel van [eiseres] staan, dan wel die gemeenschappelijk zijn, tijdens haar afwezigheid en zonder overleg met of toestemming van [eiseres] en/of de VvE af te zagen. [gedaagde] dient de schade te vergoeden, bestaande uit de kosten van een tijdelijke schutting en een nieuwe, nog te planten, haag.
2.3
[gedaagde] betwist dat hij onrechtmatig gehandeld heeft. Kort gezegd komt zijn verweer er op neer dat primair de haag op zijn perceel staat zodat hij gerechtigd was deze te snoeien, subsidiair de grond waarop de haag staat van de VvE is zodat [eiseres] geen vordering op hem heeft. In beide gevallen geldt dat [eiseres] niet rechtstreeks in haar vermogen is geraakt en [gedaagde] niet gehouden is enige schade te vergoeden.

Beoordeling van het geschil

3.1
Na de comparitie van partijen op 30 mei 2016 is de zaak op verzoek van partijen doorgehaald. Doorhaling op de rol is een administratieve handeling en heeft als zodanig geen rechtsgevolgen (artikel 246 lid 2 Rv). Het staat partijen in beginsel vrij om na doorhaling de zaak opnieuw op de rol te brengen ter voortzetting van het geding, tenzij sprake is van beëindiging van het geschil door middel van een minnelijke regeling. De kantonrechter begrijpt echter dat beide partijen zich niet langer gebonden achten aan de op 30 mei 2016 gesloten vaststellingsovereenkomst. [eiseres] heeft immers om hervatting verzocht en [gedaagde] heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. Aldus is kennelijk sprake van ontbinding van de vaststellingsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Van een minnelijke regeling is derhalve geen sprake meer zodat het verzoek tot hervatting zal worden toegewezen.
3.2
Artikel 5:37 BW bepaalt dat een eigenaar van een erf niet in een mate of wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder mag toebrengen. Ondanks dat hier geen kadastrale grens bekend is, kunnen [eiseres] en [gedaagde] wel beschouwd worden als eigenaars van naburige erven zodat dit artikel van overeenkomstige toepassing is. Van belang is dan wie als eigenaar van de haag/hagen beschouwd moet worden. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
3.3
Door [eiseres] is aangevoerd dat op de door haar in het geding gebrachte bouwtekening een afstand van '120' staat vermeld wat aansluit bij de door haar gemeten afstand tussen de buitenmuur van haar woning tot aan de in de tuin geplaatste rij kinderkopjes. De haag valt binnen deze 1.20 meter en staat dus in haar tuin, aldus [eiseres].
[gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat de door [gedaagde] gemeten afstand tot aan de kinderkopjes 1.20 meter bedraagt. Daarnaast zijn de kinderkopjes geplaatst om het hoogte verschil tussen de percelen op te vangen en niet om de erfgrens aan te duiden, aldus [gedaagde].
Van [eiseres] had gezien de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] minst genomen mogen worden verwacht dat zij haar stelling nader zou concretiseren en met feiten en omstandigheden zou onderbouwen, een met de handgeschreven maat op een bouwtekening is daartoe immers onvoldoende. Nu zij dit heeft nagelaten, is haar stelling dat de kinderkopjes de erfgrens vormen en als gevolg daarvan de hagen in haar tuin staan onvoldoende onderbouwd zodat de kantonrechter deze zal passeren.
3.4
Door [eiseres] is voorts in het geding gebrachte de onder 1.5 opgenomen verklaring van de VvE dat haag B op grondgebied van de VvE staat. Nu niet anders is gebleken, gaat de kantonrechter er van uit dat haag B op grondgebied van de VvE staat. Uit de door [eiseres] in het geding gebrachte foto's blijkt dat de hagen A en B een rechte lijn vormen. Het kan dan niet anders dan dat haag A, in het verlengde van haag B, op grondgebied van [gedaagde]. [gedaagde] dient dus als eigenaar van haag A beschouwd te worden zodat hij bevoegd is de haag te snoeien.
3.5
Echter, de wet bepaalt ook dat een eigenaar niet onder alle omstandigheden gebruik mag maken van hem toegekende bevoegdheden. Zo mag hij zich niet schuldig maken aan misbruik van een bevoegdheid (artikel 3:13 BW). Er is sprake van misbruik van bevoegdheid als de eigenaar zijn bevoegdheid heeft uitgeoefend met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
3.6
De woning van [gedaagde] is dieper gelegen dan de woning van [eiseres]. [gedaagde] heeft daardoor alleen zicht op de jachthaven via de tuin van [eiseres]. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij in de lijn van de onder 1.2 en 1.3 opgenomen visie van de VvE de haag heeft teruggesnoeid zodat hij zicht op de jachthaven had. Daarnaast heeft hij de hagen niet verwijderd of beschadigd omdat het ook zijn bedoeling is dat de hagen een erfafscheiding blijven vormen, alleen niet zo hoog meer. [gedaagde] heeft navraag gedaan bij een hovenier en die heeft hem geadviseerd de haag tot ongeveer 30 centimeter boven de grond terug te snoeien zodat de haag onderin voller gaat groeien. Daarnaast heeft de hovenier verzekerd dat de haag elk jaar 75 tot 100 centimeter zal groeien. Dit alles is niet weersproken door [eiseres] zodat de kantonrechter daarvan uit gaat. Uit deze gang van zaken kan naar het oordeel van de kantonrechter niet afgeleid worden dat [gedaagde] de hagen heeft gesnoeid met geen ander doel dan [eiseres] te schaden.
Ook een belangenafweging maakt niet dat er sprake is van onredelijkheid. Weliswaar boet [eiseres] in op privacy nu haar woning vanaf het perceel van [gedaagde] en de parkeer-plaatsen zichtbaar is geworden, maar dit is maar in geringe mate. Uit de in het geding gebrachte foto's is het de kantonrechter gebleken dat dit alleen geldt voor de (dichte) voordeur en een afgescheiden gedeelte van de voortuin en niet voor ramen of dergelijke.
3.7
Dit alles leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen of misbruik van bevoegdheid door [gedaagde]. De vorderingen van [eiseres] worden dan ook afgewezen. De nevenvorderingen delen het lot van deze afwijzing.
3.8
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 450,- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten).

Beslissing

De kantonrechter:
wijst af de vorderingen van [eiseres];
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 450,- aan salaris voor de gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745