Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding
- de producties van JBM
- de producties van de Gemeente
- de mondelinge behandeling op 25 augustus 2016
- de pleitnota van JBM
- de pleitnota van de Gemeente.
2.De feiten
JBM heeft de Gemeente facturen gestuurd, waaronder facturen waarop zij per poststuk per dag en per locatie een tarief van € 8,28 in rekening brengt.
per poststukper dag en per locatie een tarief in rekening zou worden gebracht, maar dat het bedrag van € 3,71 gold als overeengekomen
per dag per locatie,los van het aantal pakketten of poststukken dat werd opgehaald.
3.Het geschil
- veroordeling van de Gemeente tot betaling van € 267.639,69, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 23 mei 2016,
- alsmede nakoming van de raamovereenkomst, in het bijzonder door tijdige betaling van facturen;
4.De beoordeling
per pakketis overeengekomen.
per dagis gevraagd en dus is overeengekomen.
per dagwerd gevraagd.
per dagper locatie moesten worden opgegeven.
Ter onderbouwing van dat standpunt verwijst de Gemeente allereerst naar de bedoeling van de Gemeente die volgens haar kenbaar was uit (de inleiding in en paragraaf 3.2.3 in) het Beschrijvend Document. Uit de aanbestedingsstukken is echter niet (expliciet) af te leiden dat het voor aangetekende post uitdrukkelijk de bedoeling was een haaltarief
per dagaf te spreken.
‘wij vragen in de prijzenbladen naar een bedrag per haal- en/of brengservice (voor perceel 2 en 3 alleen haalservice) per dag’.
per dagof dat dit anderszins expliciet is gecommuniceerd
.Dit terwijl – na wijziging van de percelen en het prijzenblad van perceel 3 - wel vragen zijn gesteld over de tarieven in te vullen op het prijzenblad van perceel 3 (vragen 56,94, 99 en 100), zodat indien dit aspect of deze bedoeling voor de Gemeente belangrijk was, zij daartoe wel de mogelijkheid had. De Gemeente volstond echter in de beantwoording met, bijvoorbeeld, het verwijzen naar het (gewijzigde) prijzenblad zelf.
per pakket,ook voor de haalservice, een tarief moest worden opgegeven, gelet op de overige bewoordingen in de aanbestedingsstukken niet juist en/of bepalend was.
per pakketen niet een tarief
per dag,zoals door de Gemeente is betoogd. Dat is dus ook het tarief dat is overeengekomen en dat JBM ook mag factureren.
per pakketgeldt, heeft betoogd dat het desondanks onredelijk is van de Gemeente betaling te verlangen van tarieven
per pakket, gelet op de beperkte inspanning die door JBM verricht moet worden, wordt dat standpunt verworpen.
JBM heeft ter zitting toegelicht welke werkzaamheden aan de orde zijn bij de verzending van aangetekende poststukken. Daarbij heeft zij haar eigen tarief afgezet tegen het tarief dat concurrenten hanteren en gesteld dat die tarieven niet zo ver uit elkaar liggen. Dat het tarief van € 8,28 per poststuk, voor het gehéle traject van het ophalen tot het (maximaal tweemaal) bezorgen (en eventueel retourneren) niet extreem hoog is, in vergelijking met andere marktpartijen, is door de Gemeente niet (gemotiveerd) weersproken. De stelling van JBM is dat zij het bedrag van € 8,28 vervolgens in haar inschrijving heeft verdeeld over verschillende kolommen, komt de voorzieningenrechter niet onlogisch voor en het bedrag van € 3,71 voor het ophalen van een aangetekend te verzenden poststuk daarmee op zichzelf, als het opgegeven tarief voor het afhalen van aangetekende post
per stuk, niet onredelijk. Binnen de beperkte kaders van het kort gedingprocedure kan derhalve niet tot het oordeel worden gekomen dat het (ongemotiveerde) standpunt van de Gemeente dat
€ 3,71 niet kwalificeert als een gebruikelijke of marktconforme prijs voor het ophalen van een stapel poststukken juist is.
€ 267.639,69 worden toegewezen, op de wijze als in het dictum bepaald.
Daarbij is meegewogen dat de voor toewijzing van een geldvordering vereiste spoed voldoende gelegen ligt in de stelling van JBM dat zij reeds lang wacht op haar geld en zij het door de Gemeente te betalen bedrag op korte termijn wenst aan te wenden voor haar bedrijfsvoering, waaronder een mogelijke overname van een andere onderneming.
Voorts is meegewogen dat een eventueel restitutierisico naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan de vordering in de weg staat.
816,00