ECLI:NL:RBROT:2016:10187

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2016
Publicatiedatum
18 januari 2017
Zaaknummer
516491 / HA RK 16-1077
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

Op 12 december 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.B. Boone. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de beslissing van de rechters om een verzoek van de verdediging tot voeging van een proces-verbaal van een getuige aan het dossier af te wijzen. De rechters, die deel uitmaakten van de meervoudige kamer voor wrakingszaken, oordeelden dat de afwijzing van het verzoek niet onbegrijpelijk was, gezien de summiere toelichting van de verdediging en de motivering van de rechters. De verdediging stelde dat de afwijzing van de voeging van het proces-verbaal onterecht was en de schijn van vooringenomenheid wekte, vooral omdat in een andere zaak een vergelijkbaar stuk wel was toegevoegd. De rechters gaven aan dat de beslissing om het stuk niet toe te voegen was gebaseerd op het relevantiecriterium en dat er geen bezwaar van het Openbaar Ministerie was tegen de toevoeging van het andere stuk. De wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor vooringenomenheid rechtvaardigden en wees het verzoek tot wraking af. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 516491 / HA RK 16-1077
Beslissing van 12 december 2016
op het verzoek van
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in P.I. [naam PI],
verzoeker,
advocaat mr. J.B. Boone te Wijk bij Duurstede,
strekkende tot wraking van:
mr. J. van der Groen,
mr. N. Doorduijnen
mr. S. Jordaan, rechters in de rechtbank Rotterdam, teams straf (hierna: de rechters).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter terechtzitting van 12 december 2016 is door de meervoudige kamer van deze rechtbank, van welke kamer de rechters deel uitmaken, voortgezet de behandeling van de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaken (mega Focus), welke zaken als parketnummers dragen: 10/750107-14 en 10/750078-15.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de raadsman van verzoeker de wraking van de rechters verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de aantekeningen van de griffier van de meervoudige kamer, gehouden ter terechtzitting van 12 december 2016, met aangehecht het proces-verbaal van het verhoor van [naam getuige] als getuige op 25 augustus 2016 door de rechter-commissaris in de strafzaken tegen de verdachten [naam verdachte 1], [naam verdachte 2], [naam verdachte 3] en [naam verdachte 4];
  • twee pagina’s van de aantekeningen van de griffier van de meervoudige kamer, gehouden ter terechtzitting van 27 september 2016 in de zaken tegen (o.a.) de verdachte [naam medeverdachte];
Ter zitting van 12 december 2016, alwaar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen: verzoeker, zijn advocaat, de gewraakte rechters, alsmede officier van justitie mr. M.A. Boheur. Zij hebben allen – de officier van justitie aan de hand van een pleitnotitie – hun standpunten nader toegelicht.
Het onderhavige wrakingsverzoek is door de wrakingskamer gelijktijdig behandeld met het wrakingsverzoek van [naam medeverdachte], vertegenwoordigd door mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht (parketnummer 10/750108-14), dat gelijktijdig met het onderhavige wrakingsverzoek in de mega Focus is ingediend.

2. Het verzoek en de reactie daarop

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Blijkens de hiervoor genoemde aantekeningen van de griffier ter terechtzitting van
12 december 2016:
2.1.1.
Boone:
In zaak [naam verdachte 4] is 1 informant die meer dan 1 keer info heeft verstrekt. Dat is interessant.
…….
Op 25 augustus is [naam getuige] bij rc gehoord in de zaak [naam verdachte 4].
…….
[Boone legt de verklaring [naam getuige] aan voorzitter over]
…….
Vraag is of de info is verstrekt in Lekstraat en die beide andere zaken afkomstig is van diezelfde informant.
…….
Zie niet in waarom dit anders ligt bij deze verklaring in vergelijking met toestaan voeging andere stukken. Verdediging heeft belang bij de in het stuk gedane mededeling. Denk dat u moet beslissen, ik zou het onbegrijpelijk vinden als het anders zou zijn, stuk te voegen.
…….
[Nadat de voorzitter heeft meegedeeld dat de meervoudige kamer beslist dat het stuk niet zal worden gevoegd in het dossier inzake verzoeker, en wel enerzijds omdat dit algemene informatie bevat over het functioneren van TCI en anderzijds geen link heeft met hetgeen aan verzoeker is tenlastegelegd:]
De verdediging wenst uw rechtbank te wraken.
Weigering verklaring [naam getuige] in te brengen. Niet alleen willekeurig maar ook onbegrijpelijk. De verdediging acht die verklaring van groot gewicht. In het licht van eerdere door u toegestane voeging stukken is het weigeren van dit stuk onbegrijpelijk. Schijn van vooringenomenheid.
Ter zitting van de wrakingskamer op 12 december 2016:
2.1.2.
De verdediging heeft het verhoor van [naam getuige] als getuige laten plaatsvinden ter terechtzitting van heden. [naam getuige] heeft eerder als getuige verklaard, bij de rechter-commissaris op 25 augustus 2016 in de zaak tegen de verdachte [naam verdachte 4]. In dat verhoor, pagina 3 van het proces-verbaal, wordt door [naam getuige] een mededeling gedaan, die volgens de verdediging van gewicht is:
“U vraagt mij of in de zaak van [naam verdachte 4] sprake is van één informant die meer dan één keer informatie heeft verstrekt. Ja, dat is zo. Ik weet niet of dit ten aanzien van de verdachte [naam verdachte 3], [naam verdachte 1] en [naam verdachte 2] ook zo is. Informatie uit één en dezelfde bron kan niet bij meerdere TCI eenheden binnenkomen.”Dit is een punt dat wij van belang achten, om te weten of dat ook zo was in de zaak tegen verzoeker. Het zou maar gaan over één informant.
2.1.3.
Door de verdediging is ter terechtzitting gevraagd het proces-verbaal van het verhoor door de rechter-commissaris van [naam getuige] als getuige op 25 augustus 2016 toe te voegen aan het dossier in het belang van de verdediging. Dat verzoek werd door de rechters afgewezen. Die beslissing is onbegrijpelijk en wekt de schijn van vooringenomenheid.
2.1.4.
De zaak tegen de genoemde [naam verdachte 4] behoort tot de zaak Doussie en dat zijn twee afzonderlijke onderzoeken, zo beweert het OM. Het is vreemd dat er heel lang is beweerd en gehandeld alsof het niet één onderzoek is, maar langzamerhand geven ook de rechters aan, ook expliciet, dat er raakvlakken zijn tussen beide zaken. Hoeveel en hoe groot zijn die raakvlakken dan? Als die er zijn, betekent dat dan niet dat het één zaak is?
2.1.5.
Een ander stuk uit de zaak Doussie is wel gevoegd in de zaak Focus. Dat geeft inhoud aan de genoemde raakvlakken. Dat betrof een zeer uitvoerige verklaring van de TCI officier. De rechters vonden dat geen probleem. Die verklaring gaat veel verder dan de verklaring van [naam getuige], want die verklaart alleen over hoe de TCI werkt. De rechters merkten ook op, dat de verklaring van de TCI officier alleen maar over de gang van zaken bij TCI gaat.
Als je enerzijds zegt dat het proces-verbaal van het horen van de TCI officier wel mag worden gevoegd in het dossier Focus, dan is het onbegrijpelijk en ook bijna willekeurig dat je anderzijds een veel mindere verklaring van [naam getuige], die ondergeschikt is aan die TCI officier, niet zou voegen als de verdediging er uitdrukkelijk en gemotiveerd om vraagt. Daarmee schaad je de verdediging zodanig, dat het geen toeval meer kan zijn.
2.1.6.
De verdediging moet alsmaar aangeven waarom iets van belang is. Daarmee wordt de strategie van de verdediging helder. Dat kan alleen maar betekenen dat het OM er groot voordeel van heeft. Het stuk is van groot gewicht in de strategie van de verdediging.
2.2
De rechters hebben niet in de wraking berust.
De rechters hebben te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
2.2.1.
Ter terechtzitting van heden heeft de verdediging verzocht een stuk uit een andere strafzaak toe te voegen aan het dossier. Het gaat om het proces-verbaal van de verklaring die de getuige [naam getuige] als getuige heeft afgelegd bij de rechter-commissaris in de zaken tegen de verdachten [naam verdachte 1], [naam verdachte 2], [naam verdachte 3] en [naam verdachte 4]. [naam getuige] is gehoord op 12 mei 2016 bij de rechter-commissaris. Er is gevraagd door advocaat mr. Zilver op 27 september 2016 om hem nog eens te horen, omdat er verschillend was verklaard over bepaalde data. De rechters waren toen van oordeel dat er sprake is een novum ten opzichte van de verklaring van [naam getuige] bij de rechter-commissaris. Dat is het kader van het verhoor van [naam getuige] voor zover dat is gelast.
2.2.2.
Ter terechtzitting van heden heeft het OM bezwaar gemaakt tegen voeging van het bewuste stuk in het dossier. Gelet op het bezwaar van het OM hebben de rechters op het voegingsverzoek te beslissen, op grond van het relevantiecriterium; met andere woorden: heeft het stuk raakvlakken met de vragen van de artikelen 348/350 Sv in het kader van hetgeen aan verzoeker ten laste is gelegd. De rechters hebben het stuk bekeken en kwamen tot de conclusie dat het enerzijds algemene informatie bevat en dat dat niet een link met de zaak Focus heeft, zodanig dat het relevant is. Het tweede deel van het stuk betreft informatie over andere strafzaken, tegen de verdachten [naam verdachte 1], [naam verdachte 2], [naam verdachte 3] en [naam verdachte 4]. Daar hebben de rechters geen link met de tenlastelegging van verzoeker kunnen ontdekken. Gelet daarop waren de rechters van oordeel dat niet is voldaan aan het relevantiecriterium en hebben ze beslist het stuk niet toe te voegen aan het dossier.
Aldus hebben de rechters een gemotiveerde beslissing gegeven op het verzoek. Dat is een instructiebeslissing en daar is geen hoger beroep van mogelijk. In het kader van het wrakingsverzoek kan de beslissing alleen een rol spelen voor zover die beslissing en/of motivering onbegrijpelijk is en dat is niet het geval.
2.2.3.
Mr. Boone haalt de verklaring van de TCI officier aan, die wel in het dossier werd gevoegd. Het OM maakte geen bezwaar tegen toevoeging van die verklaring. Dat is een andere situatie en geen beslissing anders dan tot toevoegen van het stuk aan het dossier. Daar is ook geen materiele afweging aan ten grondslag gelegd.
2.2.4.
Tijdens het toelichten van het wrakingsverzoek heeft de advocaat nog toegevoegd – dat heeft hij niet gedaan bij het formuleren van het verzoek tot voeging – dat hij de informatie op pagina drie van het proces-verbaal belangrijk vindt. De rechters zeggen daarvan: het is een vraag over een informant in de zaak [naam verdachte 4]; niet een vraag die betrekking heeft op verzoeker. Als de verdediging de getuige [naam getuige] een vraag wil stellen, kan zij die vraag ook ter terechtzitting aan de getuige stellen. Daarvoor is niet de voeging van het stuk noodzakelijk. Het valt ook buiten het wrakingsverzoek, zoals dat de rechters heeft bereikt en het is evenmin genoemd als motivering van het voegingsverzoek. Ook werd bij het verzoek niet aangegeven wat het belang van de verdediging is bij het voegen van het stuk. De advocaat wil de verdedigingsstrategie niet prijs geven. Hij heeft niet aangegeven wat het belang is om dit stuk te voegen in het dossier.
2.2.5.
De rechters wijzen op het vierde lid van artikel 515 Sv. Na de voorafgaande, door de verdediging jegens hen ingediende wrakingsverzoeken, ervaren zij het nu zo dat wordt getracht de rechters het werken onmogelijk te maken om deze zaken te behandelen.
2.3
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Het is niet aan de wrakingskamer om de beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen.
3.3
Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.4
Dat kan voorts anders zijn indien de motivering van de aangevochten beslissing erop duidt dat de rechter zijn beslissing (mede) heeft gebaseerd op (betwiste doch) door hem reeds vastgestelde feiten of op een reeds gevormd oordeel omtrent vragen die eerst bij eindbeslissing aan de orde dienen te komen. Dan immers is een (al dan niet begrijpelijke) beslissing kennelijk ingegeven door vooringenomenheid, althans kan de vrees daarvoor dan objectief gerechtvaardigd zijn.
3.5
De wrakingskamer is van oordeel dat een en ander niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Ter terechtzitting heeft de verdediging verzocht het proces-verbaal van het verhoor van [naam getuige] als getuige in de zaken tegen vier andere verdachten bij de rechter-commissaris op 25 augustus 2016 toe te voegen aan het dossier van de strafzaken tegen verzoeker. Dat verzoek is ter terechtzitting ten overstaan van de rechters slechts summierlijk toegelicht in die zin, dat de bewuste verklaring van [naam getuige] voor de verdediging van groot belang is.
Nadat van de zijde van de officier van justitie bezwaar was gemaakt tegen toewijzing van het verzoek, hebben de rechters zich beraden en vervolgens afwijzend op het verzoek beslist, waarbij zij blijkens de bewoordingen van hun beslissing toepassing hebben gegeven aan het zogenaamde relevantiecriterium.
Gelet op de blijkens de zittingsaantekeningen op het verzoek gegeven - zeer summiere - toelichting en door de rechters voor de afwijzing van dat verzoek gegeven - korte - motivering, kan niet worden geoordeeld dat deze afwijzing onbegrijpelijk was.
3.6
De verwijzing van verzoeker naar het door de rechters wel toestaan van de voeging in het dossier van de verklaring van de TCI officier, terwijl de voeging van de verklaring van [naam getuige] door de rechters wordt geweigerd, hetgeen in de ogen van de verdediging onbegrijpelijk en willekeurig zou zijn, snijdt in deze geen hout. Immers, tegen de voeging in het dossier van de verklaring van de TCI officier bestond van de zijde van het Openbaar Ministerie geen bezwaar en er heeft ten aanzien van de voeging van die verklaring om die reden geen inhoudelijke toetsing door de rechters aan eerder genoemd criterium plaats gevonden.
3.7
Op de door verzoeker eerst ter zitting in tweede termijn van de wrakingskamer gegeven onderbouwing van het belang dat hij stelt te hebben bij de voeging van het bewuste stuk in het dossier, kan de wrakingkamer – voor zover die onderbouwing nieuwe feiten en omstandigheden omvat – haar oordeel niet mede baseren. Immers, de rechters hebben op het voegingsverzoek moeten beslissen zoals dit aan hen werd voorgedragen en die beslissing vormde aanleiding voor het wrakingsverzoek. Een eerst nadien ten overstaan van de wrakingskamer voorgedragen, nadere en nieuwe toelichting op het verzoek tot voeging kan niet worden betrokken in het oordeel van de wrakingskamer.
3.8
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
3.9
De wrakingskamer ziet in deze procedure geen aanleiding toepassing te geven aan artikel 515, lid 4 Sv.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. J. van der Groen, mr. N. Doorduijn en mr. S. Jordaan.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van Zelm van Eldik, voorzitter, mr. P.C. Santema en mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2016 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door de oudste rechter mr. P.C. Santema met J.A. Faaij, griffier hen ondertekend.