ECLI:NL:RBROT:2016:10181

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
18 januari 2017
Zaaknummer
514539 / HA RK 16-995
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in faillissementsprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 december 2016 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, die bestuurder was van een failliete vennootschap. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. A.M. van Kalmthout, de rechter-commissaris in de faillissementsprocedure. De verzoeker had eerder klachten ingediend tegen de curator, mr. S.A. Hattink, en stelde dat de rechter-commissaris had toegezegd dat geen enkele klacht zou leiden tot de vervanging van de curator. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die de vrees voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris konden rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid en dat het verzoek tot wraking ongegrond was. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. W.A.J.A. Welten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 514539 / HA RK 16-995
Beslissing van 14 december 2016
op het verzoek van
[naam verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. A.M. van Kalmthout, rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam, afdeling Privaat, team Insolventie (hierna: de rechter-commissaris).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1
Verzoeker is bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam vennootschap] B.V. (hierna: [naam vennootschap]). Bij vonnis van 15 januari
2016 is [naam vennootschap] in staat van faillissement gesteld, met benoeming van
mr. S.A. Hattink tot curator. Deze procedure draagt als kenmerk/insolventienummer
C/10/16/30 F.
1.2
Op 1 april 2016 heeft een faillissementsverhoor ex artikel 105 van de Faillissementswet
(Fw) plaatsgevonden, waarbij verzoeker ten overstaan van de rechter-commissaris een
verklaring heeft afgelegd. Bij brieven van 5 april 2016 en 14 april 2016 heeft verzoeker bij
de rechter-commissaris een tweetal klachten tegen de curator ingediend. Bij brief van
18 april 2016 heeft de rechter-commissaris op deze klachten gereageerd. Op 22 april 2016
heeft de rechter-commissaris op grond van artikel 87 Fw de rechtbank verzocht [naam verzoeker]
in verzekerde bewaring te stellen. Bij brief van 10 juni 2016 heeft verzoeker de rechter-commissaris gewraakt. Bij beschikking van 1 juli 2016 heeft de wrakingskamer de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in dat wrakingsverzoek.
Verzoeker heeft op 7 november 2016 opnieuw de wraking van de rechter-commissaris verzocht.
1.3
Verzoeker alsmede de rechter-commissaris en de curator mr. S.A. Hattink zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd. De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 28 november 2016.
1.4
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van:
- het wrakingsverzoek, met bijlagen;
- het dossier van de hiervoor omschreven procedure;
- de door de rechter-commissaris opgestelde schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek, met bijlagen, gedateerd 28 november 2016.
1.5
Ter zitting van 5 december 2016, alwaar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker en de curator mr. S.A. Hattink. De rechter-commissaris heeft voorafgaand aan de zitting te kennen gegeven niet ter zitting te zullen verschijnen. Verzoeker heeft ter zitting zijn standpunt (nader) toegelicht.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
Op 7 november 2016 heeft verzoeker (wederom) enkele klachten ingediend tegen de curator mr. Hattink. In zijn wrakingsverzoek heeft verzoeker aangegeven: “
Gelet op de eerdere toezegging van de rechter-commissaris in deze, dat geen enkele klacht zal resulteren in de vervanging van de curator, zal ik om een objectieve behandeling van mijn klachten te kunnen verkrijgen geen andere weg kunnen bewandelen dan tegelijkertijd op voorhand een verzoek tot wraking in te dienen”.
2.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust en heeft verzocht verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, dan wel het verzoek af te wijzen. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Verzoeker heeft eerder, op 10 juni 2016, een wrakingsverzoek tegen de rechter-commissaris ingediend. Dit verzoek is bij beschikking van 1 juli 2016 niet-ontvankelijk verklaard. Nadien heeft verzoeker geen klachten over het handelen van de curator bij de rechter-commissaris ingediend. Voor zover verzoeker heeft aangevoerd dat er sprake is van een “toezegging” aan de curator dat geen enkele klacht zal resulteren in de vervanging van de curator, bestrijdt de rechter-commissaris de feitelijke grondslag daarvan. De rechter-commissaris heeft verzoeker slechts laten weten dat het door verzoeker gestelde voor de rechter-commissaris geen aanleiding gaf om een instructie aan de curator te geven.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Bij beschikking van 1 juli 2016 heeft de wrakingskamer het door verzoeker tegen de rechter-commissaris ingediende wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard, nu dat verzoek te laat was gedaan. Nadien heeft verzoeker geen klachten bij de rechter-commissaris ingediend over het handelen van de curator. Evenmin is er enig (ander) contact tussen verzoeker en de rechter-commissaris geweest, noch heeft de rechter-commissaris enige beslissing in de procedure genomen.
3.3
Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek - zoals hij ook op de zitting heeft aangegeven - op voorhand ingediend, nu de rechter-commissaris - volgens verzoeker - op een eerder moment heeft toegezegd “
dat geen enkele klacht zal resulteren in de vervanging van de curator”. Deze stelling heeft verzoeker ook aan zijn eerdere wrakingsverzoek van 10 juni 2016 ten grondslag gelegd.
3.4
De wrakingskamer stelt gelet op het voorgaande vast dat door verzoeker geen (nieuwe) feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die betrekking hebben op de persoon van deze rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft na het eerder door verzoeker ingediende wrakingsverzoek geen beslissing in de procedure genomen.
3.5
Dat de rechter-commissaris op een eerder moment zou hebben toegezegd dat geen enkele klacht zal resulteren in de vervanging van de curator, is niet gebleken. De rechter-commissaris heeft in een brief van 18 april 2016 aan verzoeker naar aanleiding van een klacht over de curator (slechts) aangegeven dat zij in het door verzoeker gestelde geen aanleiding zag om een instructie aan de curator te geven. Hieruit kan niet worden afgeleid dat de rechter-commissaris ten aanzien van nieuwe klachten van verzoeker over de curator tot dezelfde beslissing zal komen. Van vooringenomenheid van de rechter-commissaris is dan ook niet gebleken.
3.6
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot wraking van mr. A.M. van Kalmthout.
Deze beslissing is gegeven door mr. O.E.M. Leinarts, voorzitter, mr. A. Buizer en mr. M.G.L. de Vette, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2016 in tegenwoordigheid van mr. W.A.J.A. Welten, griffier.