ECLI:NL:RBROT:2016:10156

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2016
Publicatiedatum
11 januari 2017
Zaaknummer
516674 / HA RK 16-1086 en 516099 / HA RK 16-1062
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2016 uitspraak gedaan op twee wrakingsverzoeken van een verzoeker tegen de rechters mr. A.C. Rop en mr. H. Bedee. Het verzoek tot wraking van mr. Rop werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat mr. Rop geen enkele bemoeienis meer had met de onderhavige procedures. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking van mr. Bedee ongegrond was, omdat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid was aangetoond. De verzoeker had aangevoerd dat mr. Bedee de wrakingsprocedure tegen mr. Rop bewust doorkruiste, maar dit argument werd verworpen. De rechtbank concludeerde dat mr. Bedee een gebruikelijke instructie had gegeven en dat alle partijen hiervan op de hoogte waren. De wrakingskamer merkte op dat de verzoeker misbruik maakte van het wrakingsrecht, gezien eerdere vergelijkbare verzoeken die telkens waren afgewezen. Daarom werd bepaald dat verdere verzoeken tot wraking in de betrokken procedures niet meer in behandeling zouden worden genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummers / rekestnummers: 10/516674 / HA RK 16-1086
10/516099 / HA RK 16-1062
Beslissing van 22 december 2016
op het verzoek met zaaknummer/rekestnummer 10/516674 / HA RK 16-1086 van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. A.C. Rop, rechter in de rechtbank Rotterdam, team Bestuur I,
en
op het verzoek met zaaknummer/rekestnummer 10/516099 / HA RK 16-1062 van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. H. Bedee, rechter in de rechtbank Rotterdam, team Bestuur I.

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1
Algemeen
Bij deze rechtbank zijn beroepsprocedures aanhangig tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [naam gemeente], waaronder de procedure met kenmerk ROT 15/7004 en de procedure met kenmerk ROT 16/209.
1.2
Het verzoek met betrekking tot mr. A.C. Rop
In het verzoek strekkende tot de wraking van mr. A.C. Rop, hierna: mr. Rop, is het procesverloop als volgt geweest:
  • bij brieven van 26 oktober 2016 is door de griffier van deze rechtbank aan verzoeker medegedeeld dat het beroep in de procedures met kenmerk ROT 16/2310 WOB SC01, ROT 16/2359 WOB SC01, ROT 16/2384 WOB SC01, ROT 16/5570 WOB RO02, ROT 16/5771 WOB RO02, ROT 16/5872 WOB RO02 en ROT 16/5819 WOB RO02 door de meervoudige kamer zal worden behandeld en wel ter zitting van 17 november 2016. Deze meervoudige kamer zou bestaan uit onder meer mr. Rop;
  • bij faxbericht van 17 november 2016 heeft verzoeker de wraking van de rechters van de meervoudige kamer, onder wie mr. Rop, verzocht;
  • bij faxbericht van 27 november 2016 heeft de verzoeker zijn visie gegeven op de schriftelijke reactie van de leden van meergenoemde meervoudige kamer op zijn wrakingsverzoek en daarbij de wraking van mr. Rop verzocht in de procedures met kenmerk ROT 15/7004 en kenmerk ROT 16/209;
  • bij beschikking van 2 december 2016 heeft de meervoudige kamer voor wrakingszaken afwijzend beslist op het verzoek tot wraking van de rechters van de meervoudige kamer, onder wie mr. Rop, in de procedures met als kenmerk ROT 16/2310 WOB SC01, ROT 16/2359 WOB SC01, ROT 16/2384 WOB SC01, ROT 16/5570 WOB RO02, ROT 16/5771 WOB RO02, ROT 16/5872 WOB RO02 en ROT 16/5819 WOB RO02;
  • op 14 december 2016 is onderkend dat het hiervoor bedoelde faxbericht van verzoeker van 27 november 2016 een nieuw verzoek tot wraking van mr. Rop in de procedure met kenmerk ROT 15/7004 en de procedure met kenmerk ROT 16/209 inhoudt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de relevante stukken uit de bodemprocedures met kenmerk ROT 15/7004 en kenmerk ROT 16/209;
  • het faxbericht van verzoeker van 27 november 2016 waarin de verzoeker de wraking van mr. Rop heeft verzocht in de procedures met kenmerk ROT 15/7004 en kenmerk ROT 16/209;
  • de schriftelijke reactie van mr. Rop op het wrakingsverzoek;
- een faxbericht van verzoeker van 19 december 2016 in de zaak betreffende het verzoek tot wraking van mr. Rop.
1.3
Het verzoek met betrekking tot mr. H. Bedee
In het verzoek strekkende tot de wraking van mr. H. Bedee, hierna: mr. Bedee, is het procesverloop als volgt geweest:
  • bij brieven van 2 december 2016 heeft de griffier aan de verzoeker kenbaar gemaakt dat de rechter die was vermeld in de kennisgeving van behandeling van de beroepen met kenmerk ROT 15/7004 en met het kenmerk ROT 16/209 ter zitting van
  • bij schrijven van 5 december 2016 heeft de verzoeker de wraking van mr. Bedee verzocht in de procedures met kenmerk ROT 15/7004 en kenmerk ROT 16/209.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de relevante stukken uit de bodemprocedures met kenmerk ROT 15/7004 en kenmerk ROT 16/209;
  • het schrijven van verzoeker van 5 december 2016 waarin de verzoeker de wraking van mr. Bedee verzocht in de procedures met kenmerk ROT 15/7004 en kenmerk ROT 16/209;
  • de schriftelijke reactie van mr. Bedee op het wrakingsverzoek;
- een faxbericht van verzoeker van 19 december 2016 in de zaak betreffende het verzoek tot wraking van mr. Bedee.
1.4
In beide procedures
Verzoeker alsmede mr. Rop en mr. Bedee zijn verwittigd van de datum waarop de wrakingsverzoeken zouden worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
Mr. Rop is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting van de wrakingskamer schriftelijk te reageren. Mr. Rop heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van
14 december 2016.
Mr. Bedee is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting van de wrakingskamer schriftelijk te reageren. Mr. Bedee heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van
9 december 2016.
Ter zitting van 20 december 2016, waar het wrakingsverzoek strekkende tot de wraking van mr. Rop is behandeld, is niemand verschenen.
Ter zitting van 20 december 2016, waar het wrakingsverzoek strekkende tot de wraking van mr. Bedee is behandeld, is mr. Bedee verschenen. Mr. Bedee heeft zijn standpunt nader toegelicht.

2.De verzoeken en de verweren daartegen

2.1
Het verzoek tot wraking van mr. Rop
Bij faxbericht van 27 november 2016 heeft de verzoeker de wraking van mr. Rop verzocht in de procedures met kenmerk ROT 15/7004 en kenmerk ROT 16/209, kort gezegd op grond van de inhoud van de schriftelijke reactie van de rechters, die waren gewraakt in de procedures waarin de hiervoor aangeduide beslissing van de wrakingskamer van 2 december 2016 is genomen.
Mr. Rop heeft niet in de wraking berust. Mr. Rop heeft de wrakingskamer meegedeeld dat zijn betrokkenheid bij deze zaken is beëindigd en hij heeft in overweging gegeven het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit af te wijzen.
2.2
Het verzoek tot wraking van mr. Bedee
Bij schrijven van 5 december 2016 heeft de verzoeker de wraking van mr. Bedee verzocht in de procedures met kenmerk ROT 15/7004 en kenmerk ROT 16/209, kort gezegd omdat het ontoelaatbaar is dat mr. Bedee met voortzetting van de behandeling van die zaken de wrakingsprocedure tegen mr. Rop in die zaken kennelijk bewust doorkruist, en omdat
mr. Bedee verweerder in die zaken een opdracht aan verweerder heeft gegeven die naar het oordeel van verzoeker een verstoring van de goede procesorde in zijn nadeel oplevert.
Mr. Bedee heeft niet in de wraking berust. Mr. Bedee bestrijdt de feitelijke grondslag van het verzoek.

3.De ontvankelijkheid van het verzoek tot wraking van mr. Rop

3.1
Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 8:15 Awb kan slechts de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Gebleken is dat mr. Rop geen enkele bemoeienis meer heeft met de procedures met kenmerk ROT 15/7004 en kenmerk ROT 16/209. Reeds hierom dient de verzoeker niet-ontvankelijk te worden verklaard in het verzoek tot wraking van mr. Rop.

4.De beoordeling van het verzoek tot wraking van mr. Bedee

4.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
4.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat mr. Bedee door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
4.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat mr. Bedee jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
4.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Gebleken is dat het faxbericht van verzoeker van 27 november 2016 - inhoudende het verzoek tot wraking van mr. Rop in de procedures met kenmerk ROT 15/7004 en kenmerk ROT 16/209 - in eerste instantie is geïnterpreteerd als een nagekomen stuk in een andere wrakingszaak van verzoeker tegen onder anderen mr. Rop.
Eerst op 14 december 2016 is onderkend dat het faxbericht van verzoeker van 27 november 2016 een nieuw verzoek tot wraking van mr. Rop inhoudt.
4.5
De wrakingskamer constateert dat het verzoek van verzoeker tot wraking van mr. Rop al was ingediend op het moment dat mr. Bedee de behandeling van de procedures met kenmerk ROT 15/7004 en kenmerk ROT 16/209 overnam van mr. Rop.
Gebleken is echter dat noch mr. Rop, noch mr. Bedee op dat moment op de hoogte was van het verzoek tot wraking van mr. Rop in de procedures met kenmerk ROT 15/7004 en kenmerk ROT 16/209. Het eerste argument van verzoeker mist dan ook feitelijke grondslag.
4.6
Ten aanzien van het tweede argument van de verzoeker constateert de wrakingskamer dat mr. Bedee een niet ongebruikelijke instructie met betrekking tot het onderzoek in de zaken heeft gegeven en dat alle partijen over die instructie zijn geïnformeerd. Mr. Bedee heeft zodoende gebruik gemaakt van een onderzoeksbevoegdheid die hem in artikel 8: 69, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht is toegekend. Dat kan erin resulteren dat kort voor de zitting nieuwe stukken worden ingediend. In een dergelijk geval kan de rechter vervolgens ter zitting naar bevind van zaken handelen om het recht te doen aan het beginsel van hoor en wederhoor.
Deze gang van zaken biedt dan ook geen aanknopingspunt voor enige objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid.
4.7
Ook overigens heeft de verzoeker niets aangedragen wat de door hem geuite vrees voor vooringenomenheid van mr. Bedee kan rechtvaardigen.
4.8
Het verzoek tot wraking van mr. Bedee is mitsdien ongegrond en zal worden afgewezen.
De wrakingskamer voegt hier het volgende aan toe. Met de wijze waarop verzoeker dit verzoek heeft ingekleed en onderbouwd, waarbij hij zelf ook aangeeft dat hij, als het verdere verloop van de procedure hem bevalt, genegen is het verzoek in te trekken, maakt hij lichtvaardig gebruik van de wrakingsprocedure.
Mede gelet op de vergelijkbare wijze waarop verzoeker in het afgelopen jaar eerdere verzoeken tot wraking, veelal als reactie op hem onwelgevallige procesbeslissingen, heeft ingekleed, welke verzoeken telkens zijn afgewezen, is de wrakingskamer van oordeel dat de verzoeker misbruik maakt van het wrakingsrecht. Op deze grond zullen verdere verzoeken tot wraking in de procedure met kenmerk ROT 15/7004 en de procedure met kenmerk ROT 16/209 niet meer in behandeling worden genomen op de voet van artikel 8:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. Rop;
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. Bedee;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de procedure met de kenmerken ROT 15/7004 en de procedure met kenmerk ROT 16/209
nietin behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. O.E.M. Leinarts en mr. J. van den Bos, rechters, en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2016 in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier.