ECLI:NL:RBROT:2015:9964

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2015
Publicatiedatum
23 maart 2016
Zaaknummer
10/661190-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal gepleegd door een minderjarige met medeplichtigheid van de grootmoeder

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 22 oktober 2015, wordt de verdachte verweten dat zij haar kleinzoon heeft geholpen bij het plegen van winkeldiefstal. De verdachte gaf haar kleinzoon een tas met vlees, zodat hij deze bij de kassa kon meenemen terwijl zij zelf verder winkelde. De politierechter, J.L.M. Boek, heeft de zaak behandeld en de verdachte ondervraagd. De verdachte verklaarde dat zij niet de intentie had om te stelen en dat het een misverstand was. De officier van justitie, E. Harbers, eiste een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, en stelde bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling voor. De verdediging, vertegenwoordigd door R.H.P. Feiner, betwistte de betrouwbaarheid van de verklaring van de kleinzoon en pleitte voor vrijspraak, omdat de diefstal al was voltooid op het moment dat de tas aan de kleinzoon werd gegeven. De politierechter oordeelde dat het doen plegen van de diefstal niet bewezen kon worden, maar dat de verdachte wel schuldig was aan de diefstal zelf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 dagen en een taakstraf van 40 uur, met een proeftijd van 2 jaar en voorwaarden voor reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/661190-15
Proces-verbaalvan de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 22 oktober 2015.
Tegenwoordig als:
politierechter mr. J.L.M. Boek,
officier van justitie mr. E. Harbers,
griffier mevr. J. Spanner.
De zaak tegen na te noemen verdachte wordt uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres: [adres 1]
De politierechter heeft door deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
Als raadsman van de verdachte is aanwezig mr. R.H.P. Feiner, advocaat te Rotterdam.

De verdachte verklaart:

T.a.v. feit 1:
Ik was samen met mijn kleinzoon […] in de Jumbo. We waren samen naar binnen gegaan. Ik had vlees uit het schap genomen en in een plastic tas gedaan. Ik had ook een winkelwagen.
Mijn kleinzoon wilde snoep hebben. Ik gaf hem de tas met het vlees en zei dat hij bij de kassa moest wachten, want ik moest nog verder winkelen. U vraagt mij waarom hij de tas mee moest nemen. Hij moest bij de kassa wachten en de snoep betalen. U houdt mijn zijn verklaring voor en vraagt mij nogmaals waarom hij die tas mee moest nemen. Omdat ik nog een paar spullen wilde kopen en in de wagen wilde zetten en ik dacht dat het vlees dan plat zou worden. Ik had 2 tassen in mijn hand. Ik wilde niet stelen. U houdt mij voor dat er beelden zijn dat ik sta te kijken naar mijn kleinzoon als hij bij de kassa staat. Ik had hem niet gezien en ik ging toen naar buiten bij de Blokker zoeken. Toen kwam mijn kleinzoon met die vrouw van de Jumbo en ik zei dat ik wilde betalen en dat mocht niet. Het was een misverstand. Ik heb ook nooit gezegd dat hij het in de auto moest zetten. U toont mij foto’s uit het dossier. Ik lieg niet. Het klopt dat ik dat ben op de foto. U houdt mij voor dat ik bij de kassa sta waar mijn kleinzoon is, er bij sta en dat ik door de ingang de winkel uitloop. Ik was overspannen en wilde hem zoeken.

De officier van justitie mr. E. Harbers heeft gerekwireerd tot:

- bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van Reclassering Nederland en dat de verdachte zich ambulant zal laten behandelen bij Forensische Polikliniek Palier.
De officier legt de vordering over.

De raadsman voert het woord tot verdediging en deelt mede:

T.a.v. feit 1: De verklaring van de kleinzoon is niet betrouwbaar, nu het bij zijn verhoor aan hem is overgelaten of hij een vertrouwenspersoon aanwezig wilde hebben en het verhoor ook overigens niet heeft plaats gevonden op een wijze die passend is voor een elfjarige jongen. En dat cliënt haar kleinzoon niet heeft gezien toen hij de winkel inliep om haar te zoeken, kan worden verklaard doordat haar uitzicht werd geblokkeerd dat een ander klant; ook de kleinzoon heeft zijn oma niet gezien. Vrijspraak dient te volgen, nu de verklaring van de kleinzoon niet kan worden gebruikt en het overige bewijsmateriaal een bewezenverklaring niet kan dragen.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld te repliceren. Zij deelt mede:
Ik deel deels de mening van de raadsman over hoe het verhoor van de kleinzoon is gegaan, dat was niet volgens de regels. Maar zijn verklaring is wel in vrijheid afgelegd en wel bruikbaar als bewijsmiddel.

De verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. Zij verklaart:

Ik heb bij Kruidvat 181 euro boete betaald.
De politierechterverklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven.

De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
A a n t e k e n i n g van het m o n d e l i n g v o n n i s
--------------------------------------------------------------------

Inhoud van de tenlastelegging

Bij de dagvaarding is aan de verdachte ten laste gelegde dat:
1.
[…] (kleinzoon, geboren 7 juni 2004) op of omstreeks 14 augustus 2015 te gemeente Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een winkelpand (gelegen aan de Sicilieboulevard 402) vlees, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Jumbo Supermarkten, in elk geval aan een ander of anderen dan aan [kleinzoon] en/of verdacht, immers heeft verdachte op of omstreeks 14 augustus 2015 te Rotterdam bovengenoemd feit doen plegen door aan die [kleinzoon] een tas met winkelgoederen te geven dat hij bovengenoemd misdrijf pleegt;
art 310 Wetboek van Strafrecht

Bewijsmotivering

De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

Nadere bewijsmotivering

Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde wordt het volgende overwogen:
Verdachte wordt verweten dat zij een winkeldiefstal heeft “doen plegen” door aan haar kleinzoon een tas met winkelgoederen te geven zodat hij de diefstal pleegt. Uit het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat verdachte in de winkel liep met een winkelwagen, maar dat zij het vlees in een van haar tassen heeft gedaan.
Op het moment dat verdachte het vlees in haar tas deed had zij zichzelf een zodanige feitelijke heerschappij over het goed verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken dat de wegneming van het goed was voltooid.
Weliswaar is onder 1 ten laste gelegd dat de verdachte het feit heeft doen plegen, door de kleinzoon met de stukken vlees langs de kassa te sturen, maar deze tenlastelegging berust hetzij op onvoldoende kennis van het geldende recht, hetzij op onzorgvuldige kennisname van het dossier, hetzij op beide. Immers, het doen plegen valt niet te bewijzen, nu de diefstal reeds door de verdachte was voltooid op het moment dat zij de tas met stukken vlees aan haar kleinzoon gaf. In zoverre dient vrijspraak te volgen. Evenwel staat buiten twijfel dat het openbaar ministerie de verdachte de diefstal van die stukken vlees heeft verweten. Als de politierechter de tenlastelegging niet zo uitlegt, dat de verdachte ook wordt verweten dat zij de stukken vlees eigenhandig heeft gestolen, zou dat moeten leiden tot een integrale vrijspraak op louter (tenlastelegging) technische gronden. Dat zou in strijd zijn met het maatschappelijk belang waarin in deze zaak ook recht wordt gewezen. Daar staat tegenover, dat de belangen van de verdachte met zo’n uitleg niet zijn geschonden. Immers, zo’n rechtens te beschermen belang is niet een vrijspraak. Verder heeft de verdachte zich ook over deze beschuldiging uitgelaten en de raadsman heeft verweer gevoerd.
De politierechter acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde diefstal, spreekt de verdachte vrij van het doen plegen en komt niet meer toe aan het verweer van de raadsman wat betreft de betrouwbaarheid van de verklaring van verdachtes kleinzoon.

Bewezenverklaring

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de onder 1, […] ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
T.a.v. feit 1:
zij op 14 augustus 2015 te gemeente Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een winkelpand gelegen aan de Sicilieboulevard 402 vlees, toebehorende aan Jumbo Supermarkten.

Kwalificaties

De bewezen feiten leveren op:
T.a.v. feit 1:
Diefstal.

Strafbaarheid feiten

De feiten zijn strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

De verdachte is strafbaar.

Toegepaste wetsartikelen

Artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafoplegging

Gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) dagen, met bevel, dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen, met bevel dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt.