ECLI:NL:RBROT:2015:9961

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2015
Publicatiedatum
16 maart 2016
Zaaknummer
C/10/14/527 R
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in de informatieverplichting en sollicitatieverplichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 oktober 2015 uitspraak gedaan over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen onder de schuldsaneringsregeling. De rechter-commissaris had eerder op 6 juli 2015 een voordracht gedaan om de regeling te beëindigen, en de bewindvoerder had op 25 september 2015 de laatste stand van zaken medegedeeld. Tijdens de zitting op 1 oktober 2015 werd de schuldenares gehoord, maar zij had geen bewijsstukken overgelegd die haar situatie konden onderbouwen. De rechtbank constateerde dat de schuldenares haar informatieverplichting niet was nagekomen, aangezien zij geen sollicitatiebewijzen of betalingsbewijzen had overgelegd, ondanks herhaalde verzoeken van de bewindvoerder.

De rechtbank benadrukte dat de schuldsaneringsregeling bedoeld is om schuldenaren in een problematische schuldensituatie de kans te geven om na drie jaar een schone lei te verkrijgen, maar dat hieraan strikte verplichtingen zijn verbonden. De schuldenares had niet voldaan aan haar sollicitatieverplichting en had geen nieuwe schulden mogen maken. De rechtbank oordeelde dat de tekortkomingen van de schuldenares niet te wijten waren aan onoverkomelijke omstandigheden, en dat zij na het verhoor door de rechter-commissaris op 13 februari 2015 op de hoogte moest zijn geweest van haar verplichtingen.

Uiteindelijk besloot de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet. De rechtbank stelde ook het salaris van de bewindvoerder vast en bepaalde dat er geen baten beschikbaar waren om vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake was van een faillissement van rechtswege. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van rechters en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 15 oktober 2015
Bij vonnis van deze rechtbank van 24 april 2014 is de toepassing van de
schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam]
[adres]
[woonplaats]
schuldenares,
bewindvoerder: T.P.F. Eisses.

1.De procedure

De rechter-commissaris heeft op 6 juli 2015 een voordracht gedaan om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen.
De bewindvoerder heeft bij brief van 25 september 2015 de laatste stand van zaken medegedeeld.
De bewindvoerder en schuldenares zijn gehoord ter terechtzitting van 1 oktober 2015.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Voor de standpunten van de bewindvoerder en de rechter-commissaris verwijst de rechtbank naar de desbetreffende processtukken en het verhandelde ter zitting.
Schuldenares heeft ter terechtzitting verklaard dat zij alle (ontbrekende) stukken aan de bewindvoerder heeft verstrekt. Ook wil de bewindvoerder geen contact met haar. Verder heeft zij sinds april een baan in de schoonmaak voor 15 uur per week bij haar oude werkgever. Omdat een collega gestopt is, worden haar uren binnenkort uitgebreid naar 25 uur per week. Schuldenares hoopt op meer uren. Schuldenares heeft erkend niet aanvullend te hebben gesolliciteerd. Schuldenares heeft verder verklaard dat zij tijdens het verhoor met de rechter-commissaris akkoord is gegaan met het voorstel tot verlenging. Zij snapt niet dat dit niet bekend was. Tot slot heeft zij een betalingsregeling met haar zorgverzekeraar, die door haar wordt nagekomen. Maandelijks gaat € 75,00 van haar kindgebondenbudget naar de zorgverzekeraar. Schuldenares kan hiervan geen uitdraai maken omdat zij thuis niet kan printen. Verder houdt de sociale dienst in op toeslagen vanwege terugvorderingen.
De bewindvoerder heeft ter terechtzitting aangegeven zich te blijven aansluiten bij de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de regeling nu de situatie in de voordracht niet aantoonbaar anders is geworden.
3.
De beoordeling
De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 8.969,80 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
De rechtbank oordeelt dat schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is vast komen te staan dat schuldenares haar informatieverplichting al vanaf het begin van de schuldsaneringsregeling onvoldoende is nagekomen. Zo ontbraken bij het tweede verslag van de bewindvoerder van 15 december 2014 de sollicitatiebewijzen over de maanden mei 2014, oktober en november 2014 en een aantal specificaties. Verzoeken van de bewindvoerder om de tekortkomingen te herstellen hebben niet geleid tot verbetering, zodat op 13 februari 2015 een verhoor door de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden. Ook na dit verhoor zijn de in het proces-verbaal van het verhoor opgenomen gemaakte afspraken niet, althans onvoldoende, nagekomen. Nog steeds wordt de bewindvoerder niet volledig geïnformeerd en worden geen (bewijs-)stukken van onder meer de voortgang van de afbetaling op de nieuwe schulden aan het Zilveren Kruis ontvangen, noch wordt ontbrekende informatie alsnog aangeleverd. Zelfs ter terechtzitting heeft schuldenares geen sollicitatiebewijzen of betalingsbewijzen overgelegd, terwijl zij bij herhaling erop is gewezen deze te overleggen. Zonder schriftelijke stukken is een bewindvoerder niet in staat om de juistheid van mondeling gedane verklaringen te controleren. Het is schuldenares aan te rekenen dat zij heeft nagelaten de bewindvoerder juist en volledig te informeren.
Daarnaast heeft schuldenares niet voldaan aan haar sollicitatieverplichting. Over de maanden juni 2014 tot en met september 2014 is schuldenares in verband met haar zwangerschap en bevalling door de rechter-commissaris vrijgesteld van de sollicitatieverplichting. Echter, vanaf oktober 2014 diende zij weer aantoonbaar (aanvullend) te solliciteren. Dit heeft zij nagelaten, omdat zij daar, naar eigen zeggen, niet toe in staat was vanwege de gezondheidsproblemen van haar baby. Tijdens het verhoor is vervolgens afgesproken dat schuldenares stukken zou overleggen waaruit dit zou kunnen worden afgeleid. Zowel de bewindvoerder als de rechter-commissaris hebben uit de door schuldenares overgelegde stukken niet kunnen afleiden dat schuldenares in de betreffende periode niet in staat was te solliciteren; wel heeft de rechter-commissaris schuldenares de mogelijkheid gegeven in te stemmen met een verlenging van de regeling om de tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieplicht te compenseren. Binnen de door de rechter-commissaris in haar brief van 31 maart 2015 gestelde termijn heeft schuldenares niet gereageerd. Eerst ter terechtzitting van 1 oktober 2015 heeft zij verklaard in te stemmen met een verlenging. Met de rechter-commissaris is de rechtbank van oordeel dat thans geen aanleiding meer bestaat om schuldenares door middel van een verlenging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling in de gelegenheid te stellen haar tekortkoming te compenseren. Ter terechtzitting heeft schuldenares geen sollicitatiebewijzen overgelegd en daarmee staat vast dat schuldenares in mei 2014 en van oktober 2014 tot en met heden niet aantoonbaar (aanvullend) heeft gesolliciteerd. Dat schuldenares een parttime baan heeft gevonden per april 2015 is een positieve ontwikkeling, maar daarmee is haar (aanvullende) sollicitatieverplichting niet komen te vervallen.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenares niet te verwijten zijn, is niet aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenares, in elk geval na het verhoor door de rechter-commissaris op 13 februari 2015, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 2.071,16;
- stelt vast, gelet op het tussenvonnis van 13 april 2015 dat de kosten van de keuring ten laste van de boedel komen voor zover de boedel toereikend is en voor het overige ten laste van de staat.
Dit vonnis is gewezen door mrs. W. Reinds, W.J. Roos-van Toor, A.J. van Spengen, rechters, en in aanwezigheid van de griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2015. [1]

Voetnoten

1.