In deze zaak vorderde de kredietverstrekker, Hoist Portfolio Holding Ltd., nakoming van een kredietovereenkomst die was aangegaan door een particulier, aangeduid als [gedaagde]. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de particulier functioneerde op het niveau van een 4- tot 5-jarige en dat haar wil om de kredietovereenkomst aan te gaan ontbrak. De kredietverstrekker had onvoldoende onderzoek gedaan naar de achtergrond van de Wajong-uitkering van de particulier, wat leidde tot de conclusie dat de overeenkomst vernietigbaar was. De rechtbank verwierp het beroep op goede trouw van de kredietverstrekker, omdat deze op de hoogte was van de Wajong-uitkering en had moeten vermoeden dat de particulier niet in staat was om de gevolgen van de overeenkomst te overzien. De rechtbank verklaarde het verzet van de particulier gegrond en vernietigde het eerdere verstekvonnis, waarbij de vorderingen van Hoist werden afgewezen. Hoist werd veroordeeld in de proceskosten van de particulier.