ECLI:NL:RBROT:2015:9922

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 mei 2015
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
10/730399-11 (1)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 mei 2015 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde, geboren in 1994. De PIJ-maatregel was eerder opgelegd vanwege ernstige strafbare feiten, waaronder doodslag en poging tot diefstal. De rechtbank had eerder de maatregel al verlengd en ontving nu een nieuwe vordering, vergezeld van adviezen van de inrichting en reclassering. Tijdens de behandeling op de besloten zitting werd de ontwikkeling van de veroordeelde besproken, die positief leek te zijn, met een afname van het recidiverisico. De officier van justitie en de verdediging pleitten voor afwijzing van de verlenging, waarbij werd gesteld dat de veroordeelde de laatste fase van zijn behandeling kan doorlopen tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. De rechtbank concludeerde dat de behandeling over het algemeen positief was verlopen en dat de verlenging van de maatregel niet noodzakelijk was voor de veiligheid van anderen of de verdere ontwikkeling van de veroordeelde. De vordering tot verlenging werd dan ook afgewezen, en de PIJ-maatregel eindigde van rechtswege op 9 juni 2015. De rechtbank legde tevens bijzondere voorwaarden op voor de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel, die de veroordeelde gedurende een jaar diende na te leven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team Jeugd
Parketnummer: 10/ 730399-11
Datum uitspraak: 19 mei 2015

BESCHIKKING

van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel), opgelegd aan:

[Naam veroordeelde] , hierna te noemen de veroordeelde,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
in het kader van een PIJ-maatregel verblijvende in Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt
aan Borgtweg 1, 3202 LJ te Spijkenisse,
raadsvrouw mr. S. Ben Ahmed, advocaat te Rotterdam.

PROCEDURE

Bij op tegenspraak gewezen vonnis van deze rechtbank, uitgesproken op 24 augustus 2012, is aan de veroordeelde ter zake van de eendaadse samenloop van medeplegen van doodslag, vergezeld en voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken en poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oog om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en/of poging tot afpersing, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, opgelegd de PIJ-maatregel.
Bij beslissing van deze rechtbank van 26 augustus 2014 werd de PIJ-maatregel verlengd met negen maanden.
Op 17 april 2015 is op de griffie van de rechtbank binnengekomen de vordering van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht, gedateerd 17 april 2015 met daarbij gevoegd een advies van het hoofd van de inrichting waar de veroordeelde verblijft van 14 april 2015 en voorts een afschrift van de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde. Het advies strekt ertoe de maatregel te verlengen met drie maanden.
Voorts is overgelegd een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 4 mei 2015, betreffende de voorbereiding van de voorwaardelijke beëindiging van de
PIJ-maatregel, opgesteld door reclasseringswerker de heer [naam] .
De behandeling van de vordering heeft (gelijktijdig met de vordering tot het vaststellen van voorwaarden tijdens voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel) plaatsgevonden op de besloten terechtzitting van 19 mei 2015. De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer, de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw en de getuige-deskundige mevrouw [naam] , die als gedragswetenschapper verbonden is aan JJI De Hartelborgt, alsmede de heer [naam] , als reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland, zijn gehoord.
De officier van justitie heeft tijdens het onderzoek op de besloten terechtzitting verzocht de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel af te wijzen.
De veroordeelde en de raadsvrouw hebben eveneens gepleit voor afwijzing van de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel.

BEVOEGDHEID

De rechtbank is bevoegd van de vordering kennis te nemen, aangezien zij in eerste aanleg heeft kennis genomen van het misdrijf ter zake waarvan de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is gelast.

ONTVANKELIJKHEID

Het openbaar ministerie kan worden ontvangen in zijn vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel, nu deze niet eerder dan twee maanden en niet later dan één maand voor het tijdstip waarop de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen door tijdsverloop zou eindigen, is ingediend.

BEOORDELING

Het verlengingsadvies houdt onder meer het volgende in:
Het gedrag van veroordeelde is grotendeels te verklaren vanuit zijn cognitieve beperking. De behandeling is tot nu toe effectief gebleken. De veroordeelde doorloopt een positieve ontwikkeling en zijn toekomstbeeld wordt steeds concreter en is realistischer.
De veroordeelde volgt nu het Scholings en Trainingsprogramma (hierna: STP) en er is een urgentie aangevraagd voor een woonplek. Gelet op de ontwikkelingsmogelijkheden en de afname in recidiverisico van de veroordeelde aan de ene kant en de onzekerheid van een stabiele woonplek en de kans op overvraging van de veroordeelde anderzijds, is een verlenging van de PIJ-maatregel noodzakelijk om de overgang van begeleid naar zelfstandig wonen van de veroordeelde gecontroleerd te laten verlopen. Omdat het streven is de overgang op korte termijn te realiseren, wordt geadviseerd de PIJ-maatregel voor korte duur te verlengen, te weten met drie maanden.
De getuige-deskundige mevrouw [naam] , voornoemd, heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting het verlengingsadvies gewijzigd en heeft daarbij verklaard dat zij thans concludeert tot afwijzing van de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel, omdat zij verwacht dat met de begeleiding door de reclasseringswerker van Reclassering Nederland, de heer [naam] , de overgang van begeleid naar zelfstandig wonen van de veroordeelde goed kan verlopen in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel.
De officier van justitie heeft tijdens het onderzoek op de besloten terechtzitting verzocht de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel af te wijzen, omdat de veroordeelde de laatste fase van de behandeling kan uitvoeren tijdens de voorwaardelijke beëindiging van PIJ-maatregel. Door de officier van justitie is tijdens het onderzoek te dien einde ook een vordering tot het vaststellen van voorwaarden tijdens voorwaardelijke beëindiging ingediend, op welke vordering bij afzonderlijke beschikking van heden is beslist door de rechtbank.
Door en namens de verdachte is verzocht het verzoek tot verlenging van de PIJ-maatregel af te wijzen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van de informatie uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde de behandeling tijdens de PIJ-maatregel over het algemeen positief heeft doorlopen. Het recidiverisico is verminderd en zal naar verwachting verder afnemen. Het verzoek tot verlenging van de PIJ-maatregel zal dan ook worden afgewezen. Ingevolge het met ingang van 1 juli 2012 geldende en op de onderhavige zaak van toepassing zijnde artikel 77s, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht eindigt de PIJ-maatregel met ingang van 9 juni 2015 van rechtswege voorwaardelijk.
Ingevolge het met ingang van 1 juli 2012 geldende en op de onderhavige zaak van toepassing zijnde artikel 77tb, derde lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht kan worden bepaald dat de veroordeelde zich binnen het jaar van de voorwaardelijke beëindiging PIJ-maatregel dient te houden aan bijzondere voorwaarden die zijn gedrag betreffen. Bij afzonderlijke beschikking van heden zijn aan veroordeelde de bijzondere voorwaarden opgelegd, waaraan hij zich gedurende een jaar heeft te houden.
De rechtbank oordeelt dat voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen een verlenging van de maatregel niet vereist is en dat dit evenmin in het belang van een zo gunstige mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde is.
De vordering tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen zal daarom worden afgewezen.

BESLISSING

De rechtbank
wijst afde vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel, opgelegd aan [Naam veroordeelde] voornoemd.
Deze beslissing is genomen door
mr. O.E.M. Leinarts, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. C.N. Melkert en A.B. Baumgarten, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. K.J. Berke, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 mei 2015.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na dagtekening en de veroordeelde binnen veertien dagen na betekening daarvan hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Arnhem.