ECLI:NL:RBROT:2015:9920

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 mei 2015
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
10/700593-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 19 mei 2015, werd de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de PIJ-maatregel voor de veroordeelde afgewezen. De veroordeelde, geboren in 1994, verbleef in Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt en had eerder een PIJ-maatregel opgelegd gekregen voor diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank ontving op 17 april 2015 de vordering tot verlenging, vergezeld van een advies van de inrichting en een reclasseringsadvies. Tijdens de behandeling op de besloten zitting waren de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman en deskundigen aanwezig.

De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zijn behandeling over het algemeen positief had doorlopen en dat het recidiverisico als matig werd ingeschat. De officier van justitie had verzocht om afwijzing van de vordering, omdat de veroordeelde de laatste fase van zijn behandeling ook tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel kon doorlopen. De rechtbank concludeerde dat een verlenging van de maatregel niet noodzakelijk was voor de veiligheid van anderen of de verdere ontwikkeling van de veroordeelde.

Uiteindelijk werd de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel afgewezen, en de rechtbank stelde dat de maatregel van rechtswege eindigde op 9 juni 2015. De veroordeelde werd onderworpen aan bijzondere voorwaarden gedurende een jaar na de voorwaardelijke beëindiging. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, met mr. O.E.M. Leinarts als voorzitter, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team Jeugd
Parketnummer: 10/ 700593-12
Datum uitspraak: 19 mei 2015

BESCHIKKING

van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel), opgelegd aan:

[Naam veroordeelde] , hierna te noemen de veroordeelde,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
in het kader van een PIJ-maatregel verblijvende in Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt
aan Borgtweg 1, 3202 LJ te Spijkenisse,
raadsman mr. M.B. Brouwer, advocaat te ’s-Gravenhage.

PROCEDURE

Bij op tegenspraak gewezen vonnis van deze rechtbank, uitgesproken op 21 maart 2013, is aan de veroordeelde ter zake van de voortgezette handeling van diefstal met geweld en bedreiging met geweld en afpersing, in vereniging gepleegd, opgelegd de PIJ-maatregel.
Op 17 april 2015 is op de griffie van de rechtbank binnengekomen de vordering van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht, gedateerd 17 april 2015 met daarbij gevoegd een advies van het hoofd van de inrichting waar de veroordeelde verblijft van 16 april 2015 en voorts een afschrift van de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde. Het advies strekt ertoe de maatregel te verlengen met zes maanden.
Voorts is overgelegd een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 12 mei 2015, betreffende de voorbereiding van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel, opgesteld door reclasseringswerker mevrouw [naam]
De behandeling van de vordering heeft (gelijktijdig met de vordering tot het vaststellen van voorwaarden tijdens voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel) plaatsgevonden op de besloten terechtzitting van 19 mei 2015. De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer, de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, de moeder van de veroordeelde en de getuige-deskundigen mevrouw [naam] en mevrouw [naam] , beiden als gedragswetenschapper verbonden aan JJI De Hartelborgt, alsmede mevrouw [naam] , als reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland, zijn gehoord.
De officier van justitie heeft tijdens het onderzoek op de besloten terechtzitting verzocht de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel af te wijzen.
De veroordeelde en de raadsman hebben eveneens gepleit voor afwijzing van de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel.

BEVOEGDHEID

De rechtbank is bevoegd van de vordering kennis te nemen, aangezien zij in eerste aanleg heeft kennis genomen van het misdrijf ter zake waarvan de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is gelast.

ONTVANKELIJKHEID

Het openbaar ministerie kan worden ontvangen in zijn vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel, nu deze niet eerder dan twee maanden en niet later dan één maand voor het tijdstip waarop de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen door tijdsverloop zou eindigen, is ingediend.

BEOORDELING

Het verlengingsadvies houdt onder meer het volgende in:
Gelet op het matig recidiverisico bij gelijkblijvende omstandigheden, is het noodzakelijk dat, in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van veroordeelde, de komende tijd gewerkt zal worden aan het realiseren van het Scholings en Trainingsprogramma (hierna: STP).
Binnen het STP-traject zal bij veroordeelde in de begeleidingsmomenten gefaseerd afgebouwd worden en blijft tevens controle bestaan op omgang met tegenslag en druggebruik en worden mogelijkheden voor een verantwoorde resocialisatie gegeven.
Een verlenging van de PIJ-maatregel wordt noodzakelijk geacht om te kunnen beoordelen of de risico’s bij veroordeelde ook bij een vertrek uit de Justitiële Jeugdinrichting (hierna: JJI) op een verantwoord matig niveau blijven. De voorbereidingen voor een STP zijn in gang gezet en de verwachting is dat daarmee een start kan worden gemaakt begin juni 2015.
De getuige-deskundigen mevrouw [naam] en mevrouw [naam] , voornoemd, hebben tijdens de behandeling ter terechtzitting het verlengingsadvies toegelicht en hebben daarbij verklaard dat de veroordeelde zijn interne behandeling heeft afgerond en dat hij toe is aan het laatste onderdeel van het verloftraject, te weten STP.
De officier van justitie heeft tijdens het onderzoek op de besloten terechtzitting verzocht de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel af te wijzen, omdat de veroordeelde de laatste fase van de behandeling kan uitvoeren tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Door de officier van justitie is tijdens het onderzoek te dien einde ook een vordering vaststellen voorwaarden tijdens voorwaardelijke beëindiging ingediend, op welke vordering bij afzonderlijke beschikking van heden is beslist door de rechtbank.
Door en namens de veroordeelde is verzocht het verzoek tot verlenging van de PIJ-maatregel als niet opportuun af te wijzen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van de informatie uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde de behandeling tijdens de PIJ-maatregel over het algemeen positief heeft doorlopen. Het recidiverisico is matig. Het verzoek tot verlenging van de PIJ-maatregel zal dan ook worden afgewezen. Ingevolge het met ingang van 1 juli 2012 geldende en op de onderhavige zaak van toepassing zijnde artikel 77s, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht eindigt de PIJ-maatregel met ingang van 9 juni 2015 van rechtswege voorwaardelijk.
Ingevolge het met ingang van 1 juli 2012 geldende en op de onderhavige zaak van toepassing zijnde artikel 77tb, derde lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht kan worden bepaald dat de veroordeelde zich binnen het jaar van de voorwaardelijke beëindiging PIJ-maatregel dient te houden aan bijzondere voorwaarden die zijn gedrag betreffen. Bij afzonderlijke beschikking van heden zijn aan veroordeelde de bijzondere voorwaarden opgelegd, waaraan hij zich gedurende een jaar heeft te houden.
De rechtbank oordeelt dat voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen een verlenging van de maatregel niet vereist is en dat dit evenmin in het belang van een zo gunstige mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde is.
De vordering tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen zal daarom worden afgewezen.

BESLISSING

De rechtbank
wijst afde vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel, opgelegd aan [Naam veroordeelde] voornoemd.
Deze beslissing is genomen door
mr. O.E.M. Leinarts, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. C.N. Melkert en A.B. Baumgarten, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. K.J. Berke, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 mei 2015.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na dagtekening en de veroordeelde binnen veertien dagen na betekening daarvan hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Arnhem.