ECLI:NL:RBROT:2015:9919

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juli 2015
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
10/651010-13(1)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 24 juli 2015 uitspraak gedaan over de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde, die in een justitiële jeugdinrichting verblijft. De PIJ-maatregel was eerder opgelegd in 2013 na een veroordeling voor medeplegen van verkrachting. De vordering tot verlenging werd ingediend op 17 juni 2015, met een advies van de inrichting waarin de veroordeelde verblijft, dat een verlenging van zes maanden aanbeveelt. Tijdens de behandeling op de besloten zitting waren de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman, en enkele deskundigen aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zijn behandeling goed heeft doorlopen, maar dat er obstakels zijn voor het aanvragen van een Scholings- en Trainingsprogramma (STP), wat noodzakelijk is voor zijn verdere resocialisatie. De officier van justitie en de raadsman pleitten voor afwijzing van de vordering tot verlenging, omdat de veroordeelde de laatste fase van zijn behandeling kan doorlopen tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vordering tot verlenging niet in het belang van de verdere ontwikkeling van de veroordeelde is en heeft deze afgewezen. De rechtbank heeft daarbij ook de wettelijke bepalingen in acht genomen die van toepassing zijn op de PIJ-maatregel en de voorwaarden voor de voorwaardelijke beëindiging.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team Jeugd
Parketnummer: 10/651010-13
Datum uitspraak: 24 juli 2015

BESCHIKKING

van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel), opgelegd aan:

[Naam veroordeelde] , hierna te noemen de veroordeelde,

geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
in het kader van een PIJ-maatregel verblijvende in Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt
aan Borgtweg 1, 3202 LJ te Spijkenisse,
raadsman mr. B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam.

PROCEDURE

Bij vonnis van deze rechtbank, uitgesproken op 11 juli 2013, is aan de veroordeelde ter zake van medeplegen van verkrachting opgelegd de PIJ-maatregel.
Op 17 juni 2015 is op de griffie van de rechtbank binnengekomen de vordering van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht, gedateerd 17 juni 2015, met daarbij gevoegd een advies van het hoofd van de inrichting waar de veroordeelde verblijft inclusief de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde van. Het advies strekt ertoe de maatregel te verlengen met 6 maanden.
De behandeling van de zaak heeft (gelijktijdig met de vordering tot het vaststellen van voorwaarden tijdens voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel) plaatsgevonden op de besloten terechtzitting van 24 juli 2015. De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer, de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman voornoemd, de moeder van de veroordeelde, de getuige-deskundige (gedragsdeskundige) dhr. [naam] , werkzaam bij JJI de Hartelborgt en mw. [naam] , als reclasseringsmedewerker werkzaam bij Reclassering Leger des Heils Rotterdam, zijn gehoord.
De officier van justitie heeft tijdens het onderzoek in raadkamer geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
De veroordeelde en de raadsman hebben eveneens gepleit voor afwijzing van de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel.

BEVOEGDHEID

De rechtbank is bevoegd van de vordering kennis te nemen, aangezien zij in eerste aanleg heeft kennis genomen van het misdrijf ter zake waarvan de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is gelast.

ONTVANKELIJKHEID

Het openbaar ministerie kan worden ontvangen in zijn vordering, nu deze niet eerder dan twee maanden en niet later dan één maand voor het tijdstip waarop de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen door tijdsverloop zou eindigen, is ingediend.

BEOORDELING

Het verlengingsadvies houdt onder meer het volgende in.
Gelet op de vooruitgang in de behandeling kan gedacht worden aan een voortzetting van het traject zoals tot op heden vormgegeven wordt. Het traject van de veroordeelde is gericht op een verdere uitbreiding van zijn verlofmogelijkheden en een overgang richting een Scholings- en Trainingsprogramma (hierna: STP). Met deze laatste stap kan de overgang naar een opleiding in september worden vormgegeven en kan de veroordeelde worden begeleid bij het omgaan met frustraties en tegenslag die zich voor zullen gaan doen in dat traject. Gelet op de aard en de omvang van het recidiverisico is het noodzakelijk dat in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling de veroordeelde de komende tijd verder gaat werken aan zijn behandeldoelen. Een verlenging van de PIJ-maatregel met zes maanden wordt noodzakelijk geacht.
De getuige-deskundige de heer [naam] heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting het verlengingsadvies toegelicht en heeft daarbij verklaard dat tot op heden STP niet kon worden aangevraagd. De veroordeelde heeft namelijk niet een vaste dagbesteding van minimaal 26 uur per week. Weliswaar werkt de veroordeelde bijna dagelijks via een uitzendbureau, maar omdat dit op oproepbasis is, zal de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie hier niet mee akkoord gaan. Dit is wel een voorwaarde voor het aanvragen van STP. Gelet op de ontwikkeling van de veroordeelde is het echter wel van groot belang dat zo snel mogelijk STP wordt aangevraagd. Wellicht kan vrijwilligerswerk van Enroute als achtervang dienen om te garanderen dat de veroordeelde een dagbesteding van minimaal 26 uur per week heeft.
De officier van justitie heeft tijdens het onderzoek op de besloten terechtzitting verzocht de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel af te wijzen, omdat de veroordeelde de laatste fase van de behandeling kan uitvoeren tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Door de officier van justitie heeft tijdens het onderzoek te dien einde ook een vordering vaststellen voorwaarden tijdens voorwaardelijke beëindiging ingediend, op welke vordering bij afzonderlijke beschikking van heden is beslist door de rechtbank.
Door en namens de veroordeelde is verzocht het verzoek tot verlenging van de PIJ-maatregel af te wijzen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken, blijkt dat de veroordeelde zijn behandeling tijdens de PIJ-maatregel goed heeft doorlopen. Hij heeft sinds een aantal maanden werk waar hij vanuit de inrichting naartoe gaat. De veroordeelde kan echter geen vast contract worden aangeboden aangezien het werk is via een uitzendbureau. Dit heeft er toe geleid dat tot op heden STP niet kon worden aangevraagd en zijn verdere resocialisatie stagneert. Om deze impasse te doorbreken zal de rechtbank de vordering afwijzen. De verdere resocialisatie van de veroordeelde zal binnen de strikte kaders van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel verder vorm gegeven worden.
Ingevolge het met ingang van 1 juli 2012 geldende en op de onderhavige zaak van toepassing zijnde artikel 77s, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht eindigt de PIJ-maatregel met ingang van 26 juli 2015 van rechtswege voorwaardelijk.
Ingevolge het met ingang van 1 juli 2012 geldende en op de onderhavige zaak van toepassing zijnde artikel 77tb, derde lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht kan worden bepaald dat de veroordeelde zich binnen het jaar van de voorwaardelijke beëindiging PIJ-maatregel dient te houden aan bijzondere voorwaarden die zijn gedrag betreffen. Bij afzonderlijke beschikking van heden zijn aan veroordeelde de bijzondere voorwaarden opgelegd, waaraan hij zich gedurende een jaar heeft te houden.
De rechtbank oordeelt dat voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen een verlenging van de maatregel niet vereist is en dat dit evenmin in het belang van een zo gunstige mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde is.
De vordering tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen zal daarom worden afgewezen.

BESLISSING

De rechtbank
wijst afde vordering tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, opgelegd aan [Naam veroordeelde] voornoemd.
Deze beslissing is genomen door
mr. L. Feraaune, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J. de Gans en F. Koningsveld, rechters, in tegenwoordigheid van L.J. van Heel, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 juli 2015.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na dagtekening en de veroordeelde binnen veertien dagen na betekening daarvan hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Arnhem.