Uitspraak
BESCHIKKING
[Naam veroordeelde] , hierna te noemen de veroordeelde,
PROCEDURE
BEVOEGDHEID
BEOORDELING
BESLISSING
met ingang van 26 juli 2015en voor de duur van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 juli 2015 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de PIJ-maatregel voor een veroordeelde, geboren in 1996, die in een justitiële jeugdinrichting verblijft. De PIJ-maatregel was eerder opgelegd voor het medeplegen van verkrachting. De officier van justitie, mr. A.P.G. De Beer, heeft verzocht om voorwaarden vast te stellen voor de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel, zoals bedoeld in artikel 77tb van het Wetboek van Strafrecht. Tijdens de zitting zijn de veroordeelde, zijn raadsman, de moeder van de veroordeelde en deskundigen gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zijn behandeling goed heeft doorlopen en dat hij in beginsel in aanmerking komt voor een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en bijzondere voorwaarden vastgesteld waaraan de veroordeelde zich moet houden tijdens de voorwaardelijke beëindiging. Deze voorwaarden omvatten onder andere het niet plegen van strafbare feiten, het volgen van aanwijzingen van de reclassering, en het verlenen van medewerking aan identificatieprocedures. De rechtbank heeft geoordeeld dat de PIJ-maatregel per 26 juli 2015 voorwaardelijk eindigt, met inachtneming van de gestelde voorwaarden.