ECLI:NL:RBROT:2015:9871

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2015
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
C/10/484687 / HA ZA 15-951
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdige betaling griffierecht en gevolgen voor toegang tot de rechter

In deze civiele procedure, aangespannen door de besloten vennootschap MEI SUM INVESTMENT B.V. tegen een gedaagde wonende te Capelle aan den IJssel, stond de niet tijdige betaling van het griffierecht centraal. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A.W.J. van Eijck, had het griffierecht pas op 19 oktober 2015 voldaan, terwijl dit uiterlijk vier weken na de eerste zitting op 16 september 2015 had moeten zijn. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de eiseres te laat had betaald, wat volgens artikel 127a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zou moeten leiden tot ontslag van instantie voor de gedaagde.

Eiseres voerde aan dat zij nooit een factuur had ontvangen en dat de betaling op dezelfde dag als de eerste aanmaning was gedaan, waardoor de termijn met slechts vijf dagen was overschreden. Daarnaast stelde zij dat er een rekening-courant verhouding bestond met het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), maar de rechtbank constateerde dat deze verhouding niet bestond. De rechtbank overwoog dat, hoewel de eiseres te laat had betaald, het belang van toegang tot de rechter voor de eiseres in deze zaak zwaar woog. De rechtbank besloot om de eiseres in de gelegenheid te stellen om zich over de kwestie van de rekening-courant verhouding uit te laten.

Uiteindelijk werd de zaak op 16 december 2015 naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door de eiseres, waarbij de rechtbank verdere beslissingen aanhield. Dit vonnis werd uitgesproken op 2 december 2015 door mr. Th. Veling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/484687 / HA ZA 15-951
Vonnis van 2 december 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEI SUM INVESTMENT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. R.A.W.J. van Eijck,
tegen
[gedaagde],
wonende te Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
advocaat mr. M.H. Meeuwsen.
Partijen zullen hierna Mei Sum en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 augustus 2015, met producties;
  • de akte van Mei Sum van 4 november 2015.
1.2.
Ten slotte is het vonnis bepaald op heden.

2.De overwegingen

2.1.
Op grond van artikel 3 lid 1 Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) is iedere verschenen partij in een civiele procedure een griffierecht verschuldigd. Op grond van het derde lid van die bepaling dient de eiser ervoor te zorgen dat het verschuldigde griffierecht binnen vier weken na de eerstdienende dag op de rekening van de rechtbank is bijgeschreven. Voor de gedaagde geldt een termijn van vier weken na zijn verschijning.
2.2.
De zaak diende voor het eerst op 16 september 2015. Uit de administratie van de rechtbank blijkt dat het griffierecht van Mei Sum pas op 19 oktober 2015 is ontvangen. Dat is te laat.
2.3.
Op grond van artikel 127a lid 2 Rv ontslaat de rechter de gedaagde van de instantie als de eiser het griffierecht niet tijdig heeft voldaan. Op grond van artikel 127 lid 3 Rv laat de rechter deze consequentie buiten toepassing als hij van oordeel is dat dit, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
2.4.
Bij akte heeft Mei Sum aangevoerd dat zij te laat heeft betaald omdat zij nooit een factuur van de rechtbank heeft ontvangen. Toen de eerste aanmaning is ontvangen heeft mr. Van Eijck namens Mei Sum dezelfde dag het griffierecht betaald waardoor de termijn met slechts vijf dagen is overschreden. Voorts wordt aangegeven dat het kantoor van mr. Van Eijck een rekening-courant verhouding heeft met het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR). Deze rekening-courant verhouding is al op 20 augustus 2012 aangevraagd en verwerkt. Het griffierecht is niet van de rekening-courant verhouding afgeboekt. Voorts voert Mei Sum aan dat indien de rechtbank ontslag van instantie verleent dit zou leiden tot een onredelijk nadeel van Mei Sum omdat de onderhavige zaak een verklaringsprocedure betreft. De termijn om een dergelijk procedure aanhangig te maken is op 17 oktober 2015 verstreken. Mei Sum kan [gedaagde] niet opnieuw dagvaarden. Mei Sum verzoekt de zaak weer op de rol te plaatsen voor het nemen van conclusie van antwoord aan de zijde van gedaagde.
2.5.
Uit ambtshalve navraag bij het LDCR over de landelijk rekening-courant blijkt dat het kantoor van mr. Van Eijck, sinds de invoering hiervan, geen landelijk rekening-courant verhouding heeft met de gerechten.
2.6.
De rechtbank zal Mei Sum in de gelegenheid stellen om zich over hierover uit te laten bij akte.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
16 december 2015voor het nemen van een akte door Mei Sum tot hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 2.5.,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2015.
2130/1980