In deze civiele procedure, aangespannen door de besloten vennootschap MEI SUM INVESTMENT B.V. tegen een gedaagde wonende te Capelle aan den IJssel, stond de niet tijdige betaling van het griffierecht centraal. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A.W.J. van Eijck, had het griffierecht pas op 19 oktober 2015 voldaan, terwijl dit uiterlijk vier weken na de eerste zitting op 16 september 2015 had moeten zijn. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de eiseres te laat had betaald, wat volgens artikel 127a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zou moeten leiden tot ontslag van instantie voor de gedaagde.
Eiseres voerde aan dat zij nooit een factuur had ontvangen en dat de betaling op dezelfde dag als de eerste aanmaning was gedaan, waardoor de termijn met slechts vijf dagen was overschreden. Daarnaast stelde zij dat er een rekening-courant verhouding bestond met het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), maar de rechtbank constateerde dat deze verhouding niet bestond. De rechtbank overwoog dat, hoewel de eiseres te laat had betaald, het belang van toegang tot de rechter voor de eiseres in deze zaak zwaar woog. De rechtbank besloot om de eiseres in de gelegenheid te stellen om zich over de kwestie van de rekening-courant verhouding uit te laten.
Uiteindelijk werd de zaak op 16 december 2015 naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door de eiseres, waarbij de rechtbank verdere beslissingen aanhield. Dit vonnis werd uitgesproken op 2 december 2015 door mr. Th. Veling.