ECLI:NL:RBROT:2015:9843

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2015
Publicatiedatum
11 januari 2016
Zaaknummer
490866 / HA RK 15-1085
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2015 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.A. de Jong, tegen rechter mr. W.P.M. Jurgens. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter vooringenomen was tijdens de behandeling van een civiele procedure, waarin de besloten vennootschap [naam vennootschap] B.V. de verzoeker had gedagvaard. De verzoeker voelde zich overvallen door de vragen die de rechter stelde over confraternele correspondentie, en meende dat de rechter niet objectief was en hem onvoldoende gelegenheid gaf om zijn standpunten naar voren te brengen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De vragen die de rechter stelde, werden als legitiem beschouwd in het kader van het verkrijgen van inlichtingen en het beproeven van een schikking. De rechtbank concludeerde dat de advocaat van de verzoeker voldoende gelegenheid had gekregen om te reageren op de standpunten van de wederpartij en dat er geen sprake was van een onevenwichtige rechtspleging.

Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters, onder leiding van voorzitter mr. G.A.F.M. Wouters, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 490866 / HA RK 15-1085
Beslissing van 23 december 2015
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. C.A. de Jong,
strekkende tot wraking van:
mr. W.P.M Jurgens, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team kanton II (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij dagvaarding van 19 mei 2015 heeft de besloten vennootschap [naam vennootschap] B.V. verzoeker gedagvaard te verschijnen ter openbare terechtzitting van 11 juni 2015 van deze rechtbank.
Bij vonnis van 6 augustus 2015 is een comparitie van partijen gelast, die op vrijdag 16 oktober 2014 zou plaatsvinden. Naar aanleiding van een verzoek om uitstel van verzoeker heeft de kantonrechter het tijdstip van de comparitie van partijen nader bepaald op 10 december 2015. Deze procedure draagt als kenmerk 4180763 CV EXPL 15-4386.
Bij gelegenheid van de comparitie van partijen op 10 december 2015 heeft de advocaat van verzoeker de wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • het dossier met kenmerk 4180763 CV EXPL 15-4386, waarin zich onder meer bevinden de zittingsaantekeningen van de op 10 december 2015 gehouden comparitie van partijen;
  • de brief van 15 december 2015 waarin de rechter reageert op het wrakingsverzoek;
  • het e-mailbericht van verzoeker van 16 december 2015 met twee bijlagen.
Verzoeker, diens advocaat, de rechter en [naam vennootschap] B.V. zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
Ter zitting van 18 december 2015, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker en diens advocaat, de rechter en mr. R.P. Gasseling namens [naam vennootschap] B.V.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft de advocaat van verzoeker het volgende aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Het verzoek tot wraking betreft de volgende gronden:
  • de rechter heeft geen objectieve houding ter zitting;
  • de wederpartij mag uitspreken, terwijl ik stelselmatig wordt onderbroken;
  • er is geen sprake van een onbevangen evenwichtige rechtspleging;
  • er worden vragen gesteld over confraternele correspondentie.
Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker zijn verzoek als volgt toegelicht, verkort en zakelijk weergegeven:
Vanaf het begin van de zitting werd er aangestuurd op het in het geding brengen en bespreken van confraternele correspondentie. Ik voelde me hierdoor overvallen, omdat ik niet wist waar deze correspondentie precies uit bestond en dit niet tevoren was aangekondigd. Daarbij mag confraternele correspondentie alleen in het geding worden gebracht, indien de wederpartij daarvoor toestemming geeft danwel de deken is geraadpleegd, waarvan geen sprake was. Voorts trad de rechter geïrriteerd op ter zitting en gaf zij mij weinig kans om mijn betoog te doen.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Ik heb mr. De Jong alle gelegenheid gegeven zijn verweer toe te lichten, te reageren op de standpunten van de wederpartij en zijns zienswijze toe te lichten. Ik heb hem daarbij niet onderbroken. Voorts heb ik vragen gesteld naar aanleiding van het feit dat [naam vennootschap] B.V. heeft aangegeven dat het verweer, dat de vordering op verzoeker blijkens een vaststellingsovereenkomst zou zijn kwijtgescholden, voor het eerst bij conclusie van antwoord is gevoerd, terwijl het haaks staat op standpunten die verzoeker eerder zou hebben ingenomen in de confraternele sfeer. Dit zijn voor de hand liggende vragen, nu daarmee een procedure voorkomen had kunnen worden. Daarnaast heb ik noch met de wijze waarop ik de regie heb gevoerd, noch met de vragen die ik stelde, blijk gegeven van partijdigheid of de schijn gewekt partijdig te zijn. Ik heb beide partijen hun zienswijzen naar believen toe laten lichten. Ik heb vragen gesteld over onderwerpen die aan de orde kwamen om de handelswijze en standpunten van partijen beter te begrijpen. Dat ik vragen stelde aan gedaagde naar aanleiding van een door verzoeker opgeworpen onderwerp duidt niet op partijdigheid.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Het behoort tot de taak van de (kanton)rechter om naar aanleiding van de stellingen van de partijen nader onderzoek te doen en zo nodig kritische vragen te stellen. Een comparitie van partijen heeft tot doel het verkrijgen van inlichtingen en het beproeven van een schikking. De rechter kan zich hierbij actief opstellen. Uit de gestelde (kritische) vragen en de wijze waarop die vragen zijn geformuleerd, kan naar het oordeel van de wrakingskamer niet worden opgemaakt dat sprake is van vooringenomenheid jegens verzoeker. Daar komt bij dat het de rechter vrij stond om ter zitting vragen te stellen over confraternele correspondentie, nu de rechtbank niet gebonden is aan de voor de advocatuur opgestelde gedragsregels. Voorts blijkt uit de zittingsaantekeningen niet dat er sprake was van een onevenwichtige rechtspleging. De advocaat van verzoeker heeft voldoende gelegenheid gehad om te reageren op de standpunten van de wederpartij en heeft bovendien zijn dank uitgesproken nadat hij zijn betoog had afgerond. Dat laatste is ter zitting door hem bevestigd.
Gelet op al het voorgaande valt uit de door verzoeker gestelde omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzing af te leiden dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de daaromtrent bij verzoeker bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.5
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

wijst af het verzoek tot wraking van mr. W.P.M Jurgens.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mr. J.A.M.J. Janssen en mr. H.J.M. van der Kaaij, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 december 2015 in tegenwoordigheid van mr. R.H. Nieuwenhuis, griffier.
Verzonden op: 23 december 2015
aan:
- verzoeker;
- mr. De Jong;
- mr. Jurgens;
- mr. Gasseling.