Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Het procesverloop en de processtukken
2.De ontvankelijkheid van het verzoek
3.De beslissing
niet-ontvankelijkin het verzoek tot wraking van
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen de rechters mrs. A.N. van Zelm van Eldik, O.E.M. Leinarts en L.E.M. Wilbers-Taselaar. Het wrakingsverzoek was ingediend op 2 november 2015, terwijl de feiten en omstandigheden waarop het verzoek was gegrond, volgens de verzoeker, zich op 7 oktober 2015 hadden voorgedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de verzoeker niet onmiddellijk na het bekend worden van de feiten tot wraking is overgegaan, zoals vereist door artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van het wrakingsverzoek ruimschoots was overschreden, waardoor de verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek.
De meervoudige kamer voor wrakingszaken heeft de zaak behandeld en de verzoeker was niet aanwezig op de zitting, maar had wel een pleitnota ingediend. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de verzoeker niet tijdig had gereageerd op de gewraakte gedragingen van de rechters. De beslissing werd uitgesproken door de voorzitter en de andere rechters in aanwezigheid van de griffier. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdigheid bij het indienen van wrakingsverzoeken in civiele procedures.