ECLI:NL:RBROT:2015:9836

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 januari 2015
Publicatiedatum
8 januari 2016
Zaaknummer
466034 / HA RK 14-1104
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter in strafzaak na afwijzing gevangenhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 januari 2015 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S.F.J. Smeets. Het wrakingsverzoek was ingediend tegen mr. W.H.J. Stemker Köster, de rechter die betrokken was bij de behandeling van de vordering tot verlenging van de gevangenhouding van de verzoeker. De wraking werd aangevraagd na een zitting in raadkamer op 16 december 2014, waar de rechter de vordering van de officier van justitie had behandeld. De rechter heeft de vordering tot verlenging van de gevangenhouding afgewezen, wat leidde tot de indiening van het wrakingsverzoek door de raadsman van de verzoeker.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat de rechter, na de afwijzing van de vordering, niet langer betrokken was bij de behandeling van de strafzaak. Dit leidde tot de conclusie dat het doel van de wraking niet meer kon worden bereikt, aangezien de rechter geen verdere bemoeienis had met de zaak. De rechtbank heeft daarom de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer bestaande uit de voorzitter mr. A.J.P. van Essen en de rechters mr. A.P. Hameete en mr. S.W. Kuip, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. S.A. Commandeur.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 10/466034 / HA RK 14-1104
Beslissing van 14 januari 2015
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. S.F.J. Smeets,
strekkende tot wraking van:
mr. W.H.J. Stemker Köster, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiekrecht, team Straf II (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter gelegenheid van het verhoor in raadkamer van 16 december 2014 heeft de rechter de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de gevangenhouding van verzoeker behandeld. De strafzaak draagt als parketnummer 10/721004-14.
Bij gelegenheid van die behandeling in raadkamer heeft de raadsman van verzoeker wraking van de rechter verzocht. Nadien heeft de rechter de vordering tot verlenging van de gevangenhouding van verzoeker afgewezen, bij gebrek aan voldoende ernstige bezwaren.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier met parketnummer 10/721004-14, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van het verhoor in raadkamer van
16 december 2014.
Verzoeker, de rechter en de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter heeft in zijn e-mail aan de raadsman en aan de griffier van de wrakingskamer van 16 december 2014, zijn visie op het wrakingsverzoek gegeven en meegedeeld dat hij niet ter zitting van de wrakingskamer zal verschijnen.
Ter zitting van 8 januari 2015, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen
mr. J.T.E. Vis namens diens kantoorgenoot mr. S.F.J. Smeets en officier van justitie mr. W.J.A. Struik. Verzoeker en de rechter zijn niet verschenen. De raadsman van verzoeker heeft het standpunt van verzoeker nader toegelicht.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft de raadsman van verzoeker namens verzoeker het woord gevoerd overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities. De pleitnotities zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Het wrakingsverzoek is gebaseerd op de onvrede van de raadsman omtrent de ordemaatregelen die hem in raadkamer door de rechter zijn medegedeeld. Het wrakingsverzoek is gestoeld op oneigenlijke gronden.
2.3
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Ik zie geen belang van verzoeker bij het wrakingsverzoek. De gang van zaken bij het verhoor is raadkamer week niet af van hetgeen gebruikelijk is bij de behandeling van een vordering tot verlenging van de gevangenhouding. Desgevraagd heb ik meegedeeld dat ik verlenging van de gevangenhouding vorderde voor 30 dagen, met het oog op de onderzoeksgrond. Hierop heeft de rechter medegedeeld dat de onderzoeksgrond reeds geschrapt was als grond voor de voorlopige hechtenis, waarna ik de vordering heb gewijzigd naar 60 dagen. Hierop heeft de raadsman het woord gekregen, waar hij gebruik van heeft gemaakt. Vervolgens heeft het openbaar ministerie nogmaals het woord gekregen waarna het laatste woord aan verzoeker was. Uit het enkele feit dat de rechter afwijzend heeft beslist op het uitdrukkelijke verzoek van de verdediging om een tweede termijn, valt geen partijdigheid af te leiden. Ik acht het wrakingsverzoek ongegrond en ik kom dan ook tot afwijzing van het wrakingsverzoek.

3.De ontvankelijkheid van het verzoek

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 512 Sv kan de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een uitspraak heeft gedaan waarmee de behandeling van de zaak is geëindigd.
3.2
De rechter heeft, weliswaar nadat het wrakingsverzoek was gedaan, de vordering tot verlenging van de gevangenhouding van verzoeker afgewezen. Daarmee is de bemoeienis van de raadkamer gevangenhouding in deze zaak tegen verzoeker ten einde. De rechter kan daardoor thans niet langer worden aangemerkt als rechter die de zaak behandelt, temeer nu er overigens geen aanwijzing is dat de rechter enige verdere bemoeienis heeft met de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker.
3.3
Op deze grond wordt verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Hetgeen overigens is aangevoerd, behoeft daarom geen bespreking meer.

4.De beslissing

Verklaartverzoeker
niet-ontvankelijkin het verzoek tot wraking van mr. W.H.J. Stemker Köster.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. A.P. Hameete en
mr. S.W. Kuip, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 januari 2015 in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier.
Verzonden op:
aan:
- [naam verzoeker]
- mr. S.F.J. Smeets
- mr. W.H.J. Stemker Köster
- officier van justitie mr. W.J.A. Struik