Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding
- de overgelegde producties
- de mondelinge behandeling.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die op 23 december 2015 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde de vrouw dat de man de huurwoning diende te verlaten, zodat zij en haar dochter weer toegang konden krijgen tot de woning. De vrouw en de man waren gezamenlijk huurders van de woning, maar hun affectieve relatie was beëindigd. De vrouw had op 7 december 2015 ontdekt dat de man de sloten van de huurwoning had vervangen, waardoor zij en haar dochter geen toegang meer hadden tot hun woning en genoodzaakt waren om in de kapsalon van de vrouw te verblijven. De vrouw stelde dat de kapsalon niet geschikt was als woonruimte en dat zij en haar dochter dringend een andere woonruimte nodig hadden.
De man voerde verweer en stelde dat de vrouw geen spoedeisend belang had bij haar vordering, omdat de kapsalon volgens hem geschikt was voor bewoning. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de vrouw en haar dochter niet beschikten over adequate vervangende woonruimte en dat het belang van de vrouw en haar dochter zwaarder woog dan dat van de man. De voorzieningenrechter wees de vordering van de vrouw grotendeels toe, met de bepaling dat de man de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis diende te verlaten. Tevens werd bepaald dat de vrouw het recht had om de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen om het vonnis ten uitvoer te leggen.
De proceskosten werden gecompenseerd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2015.