Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding
- de overgelegde producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de man.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde de vrouw de opheffing van een door de man gelegd conservatoir beslag. Partijen waren voormalig geregistreerde partners en hadden een complexe financiële relatie, inclusief een geregistreerd partnerschap en twee minderjarige kinderen. De man had conservatoir beslag gelegd op de bankrekening van de vrouw voor een vordering van € 195.000,-, die voortvloeide uit een geschil over de afwikkeling van hun partnerschapsvoorwaarden. De vrouw stelde dat het beslag onterecht was gelegd en dat zij het geld nodig had voor de aankoop van een nieuwe woning, waarvoor zij een contractuele boete zou verbeuren als het beslag niet werd opgeheven.
De rechtbank oordeelde dat de man essentiële informatie had verzwegen in zijn verzoek tot beslaglegging, wat leidde tot de conclusie dat het beslag ondeugdelijk was. De voorzieningenrechter overwoog dat de belangen van de vrouw, die een substantiële boete dreigde te verbeuren, zwaarder wogen dan die van de man. De rechtbank besloot het beslag op te heffen en veroordeelde de man in de proceskosten van de vrouw, die in totaal € 1.195,19 bedroegen. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk effect had, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.