In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2015 uitspraak gedaan in een jeugdzorgkwestie betreffende de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 1999. De moeder van de minderjarige verzocht om beëindiging van de gesloten machtiging tot uithuisplaatsing, die was verleend op 14 september 2015. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren op 9 december 2015, waarbij zowel de minderjarige als de moeder en hun advocaten aanwezig waren. De moeder stelde dat het in het belang van de minderjarige was om niet langer in de gesloten instelling Harreveld te verblijven, omdat hij daar nauwelijks behandeling kreeg en geen contact had met zijn zoontje [naam 3]. De gecertificeerde instelling (GI) gaf aan dat een terugplaatsing pas mogelijk was als de minderjarige een dagbesteding had en het MST-traject kon starten. De kinderrechter concludeerde dat er onvoldoende basis was voor een terugplaatsing zonder begeleiding, gezien de huidige situatie en het gebrek aan financiële middelen voor het MST-traject. De kinderrechter heeft het verzoek van de moeder om de gesloten machtiging te beëindigen afgewezen, met de overweging dat een goed begeleide terugplaatsing essentieel is om een terugval van de minderjarige te voorkomen. De kinderrechter heeft de GI wel aangeraden om de minderjarige meer vrijheden te geven in de aanloop naar de inzet van MST, zodat hij kan laten zien dat hij zich aan de gemaakte afspraken kan houden.