In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 15 december 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [verzoeker] en Tokheim Netherlands B.V. [verzoeker] had een verzoek ingediend om het aan hem gegeven ontslag op staande voet te vernietigen en vroeg om een voorlopige voorziening voor loondoorbetaling. De kantonrechter oordeelde dat er geen zicht was op een beslissing in de hoofdzaak binnen afzienbare termijn, waardoor het belang van [verzoeker] om een inkomensvoorziening te hebben, diende te prevaleren. De rechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening toe en veroordeelde Tokheim tot betaling van het loon van [verzoeker] vanaf 23 september 2015, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De kantonrechter benadrukte dat de werkgever het loon te laat had betaald en dat de wettelijke verhoging beperkt zou worden tot 10%. Tevens werd bepaald dat iedere partij in het incident de eigen proceskosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.