In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een Nederlandse besloten vennootschap en twee Noorse verzekeringsmaatschappijen. De eiseres, gevestigd in Rhoon, vordert dat de rechtbank verklaart dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld en aansprakelijk zijn voor de schade die zij heeft geleden. De gedaagden, Skuld en Skuld Mutual Protection and Indemnity Association (Bermuda) Limited, hebben een beroep gedaan op een arbitraal beding, waarin is vastgelegd dat geschillen door arbitrage in Oslo, Noorwegen, moeten worden beslecht. De rechtbank moet zich buigen over de vraag of zij bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen, gezien het arbitraal beding en de toepasselijkheid van Noors recht.
De procedure begon met een dagvaarding op 17 maart 2015, gevolgd door verschillende processtukken waarin de partijen hun standpunten uiteenzetten. De eiseres betwistte de geldigheid van het arbitraal beding en voerde aan dat de onrechtmatige daden en ongerechtvaardigde verrijking zich in Nederland hebben voorgedaan, waardoor de Nederlandse rechtbank bevoegd zou zijn. De gedaagden daarentegen stelden dat het arbitraal beding van toepassing is en dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren.
De rechtbank heeft besloten een comparitie van partijen te gelasten om te onderzoeken welk recht van toepassing is en om te horen over de geldigheid van het arbitraal beding. De rechtbank houdt elke verdere beslissing aan, zowel in het incident als in de hoofdzaak, totdat de comparitie heeft plaatsgevonden. De zitting is gepland op 22 februari 2016, waarbij de partijen worden verzocht om hun advocaten mee te nemen en relevante documentatie voor te leggen.