ECLI:NL:RBROT:2015:9586

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
C/10/474886 / HA ZA 15-394
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal arbitraal beding en bevoegdheid van de rechtbank in civiele procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een Nederlandse besloten vennootschap en twee Noorse verzekeringsmaatschappijen. De eiseres, gevestigd in Rhoon, vordert dat de rechtbank verklaart dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld en aansprakelijk zijn voor de schade die zij heeft geleden. De gedaagden, Skuld en Skuld Mutual Protection and Indemnity Association (Bermuda) Limited, hebben een beroep gedaan op een arbitraal beding, waarin is vastgelegd dat geschillen door arbitrage in Oslo, Noorwegen, moeten worden beslecht. De rechtbank moet zich buigen over de vraag of zij bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen, gezien het arbitraal beding en de toepasselijkheid van Noors recht.

De procedure begon met een dagvaarding op 17 maart 2015, gevolgd door verschillende processtukken waarin de partijen hun standpunten uiteenzetten. De eiseres betwistte de geldigheid van het arbitraal beding en voerde aan dat de onrechtmatige daden en ongerechtvaardigde verrijking zich in Nederland hebben voorgedaan, waardoor de Nederlandse rechtbank bevoegd zou zijn. De gedaagden daarentegen stelden dat het arbitraal beding van toepassing is en dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren.

De rechtbank heeft besloten een comparitie van partijen te gelasten om te onderzoeken welk recht van toepassing is en om te horen over de geldigheid van het arbitraal beding. De rechtbank houdt elke verdere beslissing aan, zowel in het incident als in de hoofdzaak, totdat de comparitie heeft plaatsgevonden. De zitting is gepland op 22 februari 2016, waarbij de partijen worden verzocht om hun advocaten mee te nemen en relevante documentatie voor te leggen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Afdeling privaatrecht
Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/474886 / HA ZA 15-394
Vonnis van 23 december 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres]
gevestigd te Rhoon,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.A. Klaassen,
tegen
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
ASSURANCEFORENINGEN SKULD (GJENSLIDIG),
kantoorhoudende te Oslo, Noorwegen,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
SKULD MUTUAL PROTECTION AND INDEMNITY ASSOCIATION (BERMUDA) LIMITED,
kantoorhoudende te Oslo, Noorwegen,
gedaagden,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. E.C.G. Klinkhamer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 maart 2015, met producties,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende een incidentele vordering tot onbevoegdverklaring van 24 juni 2015, met producties,
  • de incidentele conclusie van antwoord van 19 augustus 2015, met producties,
  • de conclusie van repliek in het bevoegdheidsincident van 30 september 2015,
  • de conclusie van dupliek in het bevoegdheidsincident van 28 oktober 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
In de hoofdzaak vordert eiseres (hierna: [eiseres] ) – kort gezegd – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis voor recht zal verklaren dat gedaagden (hierna tezamen in enkelvoud: Skuld) ten opzichte van [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld en voor de daardoor veroorzaakte schade aansprakelijk is, alsmede dat Skuld zich ongerechtvaardigd heeft verrijkt door premie van [eiseres] te verlangen voor een verzekering met betrekking tot een vloot duwbakken waarvan Skuld wist, althans behoorde te weten dat zij terzake geen risico liep en evenmin wilde lopen en daarvoor aan [eiseres] geen dekking zou geven.
Voorts vordert [eiseres] om Skuld te veroordelen tot het vergoeden van alle geleden en nog te lijden schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van gedaagden, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met rente.
Ten slotte vordert [eiseres] dat Skuld in de proceskosten wordt veroordeeld.
2.2.
De conclusie van Skuld strekt tot onbevoegdverklaring van de rechtbank en tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Skuld vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis.
Skuld stelt – kort gezegd – dat ingevolge de tussen Skuld en [eiseres] geldende statuten en reglementen tussen hen een arbitraal beding van toepassing is, op grond waarvan alle geschillen (“any dispute”) door arbitrage in Oslo, Noorwegen moeten worden beslecht. Skuld stelt dat op de rechtsverhouding tussen partijen Noors recht van toepassing is.
3.2.
De conclusie van [eiseres] strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Skuld in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. Daartoe voert [eiseres] – samengevat – het volgende aan.
[eiseres] betwist dat zij aan het gestelde arbitraal beding is gebonden.
[eiseres] heeft bij schrijven van 7 juli 2015 aan de advocaten van Skuld laten weten dat zij met een beroep op dwaling de verzekeringsovereenkomst(en) tussen Skuld en [eiseres] met terugwerkende kracht heeft vernietigd, met inbegrip van een eventueel toepasselijk arbitraal beding. Daarom is een eventueel toepasselijk arbitraal beding niet meer geldig.
De onrechtmatige daden van Skuld zijn in Nederland begaan en de gevolgen daarvan hebben zich in Nederland voorgedaan. Voorts heeft de dwaling van [eiseres] , dan wel van [eiseres] en Skuld wederzijds, zich in Nederland voorgedaan. Ten slotte heeft de ongerechtvaardigde verrijking zich in Nederland voorgedaan.
Op grond van het EVEX-II verdrag is de rechtbank bevoegd van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen.
3.3.
Bij conclusie van repliek heeft Skuld onder meer het volgende aangevoerd.
[eiseres] heeft haar beroep op dwaling (te) laat naar voren gebracht. Skuld betwist dat er sprake is van een buitengerechtelijke verklaring die voldoet aan de vereisten van artikel 3:50 BW. Gebeurtenissen die zich na het sluiten van de verzekering hebben voorgedaan kunnen een beroep op dwaling niet dragen. De verzekeringen werden jaarlijks verlengd zodat [eiseres] tussentijds de verzekering had kunnen beëindigen, maar [eiseres] heeft dat nimmer gedaan.
3.4.
In de conclusie van dupliek heeft [eiseres] haar standpunt genuanceerd: het is juist dat de verzekeringen jaarlijks werden verlengd, maar omdat [eiseres] niet bedacht behoefde te zijn op dekkingsweigering door Skuld heeft zij niet eerder een beroep op vernietiging kunnen doen. [eiseres] herhaalt de vernietiging die zij bij brief van 7 juli 2015 heeft gedaan.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor deze beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Skuld – de rechtbank volgt beide partijen in hun standpunt dat de beide gedaagden over één kam geschoren kunnen worden – heeft in haar eerste processtuk een beroep gedaan op de onbevoegdheid van deze rechtbank met een beroep op een arbitraal beding.
4.2.
Er is sprake van een internationaal geval, nu [eiseres] in Nederland is gevestigd, Skuld in Noorwegen kantoor houdt en de vordering aanhangig is gemaakt bij een gerecht in Nederland.
4.3.
De rechtbank dient haar bevoegdheid in beginsel te onderzoeken op basis van de stellingen van de eiser in het inleidende gedingstuk. Dat is in het onderhavige geval de dagvaarding uitgebracht op 17 maart 2015.
[eiseres] stelt dat zij bij schrijven van 7 juli 2015, respectievelijk in haar conclusie van dupliek in het bevoegdheidsincident – derhalve na het uitbrengen van de dagvaarding – de verzekeringsovereenkomst tussen partijen met inbegrip van een eventueel toepasselijk arbitraal beding heeft vernietigd. Voor de beoordeling van de bevoegdheid van de rechtbank maakt dat in beginsel niet uit.
4.4.
Zoals hiervoor gezegd, is de vordering in de hoofdzaak ingesteld bij dagvaarding van 17 maart 2015. Dat is na inwerkingtreding in Nederland en Noorwegen van het op 10 juni 1958 in New York tot stand gekomen Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken (Trb. 1958, 145, 1959, 58 en 1964, 96; hierna; Verdrag van New York) en (in Nederland) de Wet van 2 juni 2014 tot wijziging van Boek 3, Boek 6 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en het Vierde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de modernisering van het Arbitragerecht.
4.5.
Ingevolge artikel II Verdrag van New York, respectievelijk artikel 1074 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dient de rechter bij wie een geschil aanhangig is gemaakt over een onderwerp ten aanzien waarvan tussen partijen een overeenkomst tot arbitrage is gesloten en waaruit voortvloeit dat arbitrage buiten Nederland moet plaatsvinden, zich onbevoegd te verklaren indien een partij zich voor alle weren op het bestaan van die overeenkomst beroept, tenzij de overeenkomst tot arbitrage onder het daarop toepasselijke recht vervallen is, ongeldig is, niet van kracht is of niet kan worden toegepast.
4.6.
Skuld heeft in haar eerste processtuk, derhalve tijdig in de zin van “voor alle weren”, een beroep gedaan op het door haar gestelde arbitraal beding.
Skuld doet een beroep op het volgende arbitraal en rechtskeuze-beding:

ARBITRATION AND LAW
47.1
Unless otherwise agreed, any dispute between the Association and any member, co-assured, affiliate, former member, or any party making a claim on the Association, shall be determined by Arbitration in Oslo.
47.2
Each party shall appoint one Arbitrator who shall together appoint a chairman of the arbitration tribunal, although if the two arbitrators fail to reach agreement on the appointment of a chairman, the chairman shall be appointed by the Chief Justice of the Oslo City Court.
47.3
The Rules and any arbitration proceedings shall be governed by Norwegian Law, except that the Insurance Contracts Act of 1989 shall not apply.”.
4.7.
Tussen partijen is niet aan de orde of enig ander arbitraal beding van toepassing is.
4.8.
Derhalve geldt dat, indien dat arbitraal beding ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding geldig en nog van kracht was tussen partijen, de rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren.
4.9.
De rechter dient de vraag naar zodanige geldigheid van het gestelde arbitraal beding te beantwoorden aan de hand van artikel 10:166 BW: Een overeenkomst tot arbitrage is geldig indien zij geldig is naar het recht dat partijen hebben gekozen of naar het recht van de plaats van arbitrage, bij gebreke van een rechtskeuze, naar het recht dat van toepassing is op de rechtsbetrekking waarop de arbitrageovereenkomst betrekking heeft.
Veder dient de geldigheid van een overeenkomst of een bepaling daarvan, zoals in dit geval het arbitraal beding, beoordeeld te worden aan de hand van het recht dat van toepassing zou zijn indien de overeenkomst of de bepaling geldig zou zijn.
4.9.1.
De rechtsverhouding tussen [eiseres] en Skuld is die tussen een verzekerde en een verzekeraar, dan wel die tussen een lid en een onderlinge verzekeringsorganisatie (waarborgmaatschappij). Zowel de Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Vo), met name artikel 7 Rome I-Vo, als de Nederlandse regeling van de artikelen 10:154 en 10:155 BW erkennen de mogelijkheid van een rechtskeuze op een verzekeringsovereenkomst.
4.9.2.
Het in 4.6 aangehaalde artikel 47 bevat een voldoende duidelijke keuze voor de toepasselijkheid van Noors recht op de rechtsverhouding tussen partijen, met inbegrip van het arbitraal beding, maar met uitzondering van de “Insurance Contracts Act of 1989”.
Dat betekent een rechtskeuze voor Noors recht, met de genoemde uitsluiting, tenzij die rechtskeuze is komen te vervallen door de gestelde vernietigingshandelingen vanwege [eiseres] .
4.9.3.
Derhalve dient de vraag naar de geldigheid, dan wel naar het vervallen zijn of het niet meer van kracht zijn van het arbitraal beding te worden beantwoord aan de hand van Noors recht.
4.10.
Partijen hebben zich niet uitgelaten over (de gevolgen van toepasselijkheid van) Noors recht. Beide partijen hebben, daarentegen, een beroep gedaan op bepalingen van Nederlands recht. Nu Skuld (tevens) stelt dat Noors recht van toepassing is, kan de rechtbank in het beroep van partijen op bepalingen van Nederlands recht geen (processuele) keuze voor Nederlands recht lezen.
4.10.1.
Daarom zal de rechtbank een comparitie van partijen gelasten opdat partijen zich daarbij volledig en gedocumenteerd uitlaten over:
  • a) het toe te passen recht; en
  • b) voor het geval dat Noors recht van toepassing is:
(i) de inhoud van dat rechtsstelsel, onder meer ten aanzien van de geldigheid van een arbitraal beding, mede in een geval waarin op vernietiging van de betreffende rechtsverhouding een beroep wordt gedaan; en
(ii) de reikwijdte van het arbitraal beding in een verzekeringsrelatie ten aanzien van een buiten-contractuele vordering; en
(iii) de geldigheid, strekking en reikwijdte van het onderhavige arbitraal beding; en
(iv) de strekking en reikwijdte van de uitzondering van de “Insurance Contracts Act of 1989”.
4.10.2.
Voor zover Noors recht van toepassing is, verwacht de rechtbank dat partijen hetzij tezamen, hetzij ieder afzonderlijk ten minste twee weken voor de comparitie bescheiden in het geding brengen waarin de in 4.10.1 genoemde onderwerpen worden behandeld.
Voorts dient iedere partij – desverkiezende: partijen gezamenlijk – er voor te zorgen dat ter comparitie een persoon aanwezig zal zijn die vragen over Noors recht kan beantwoorden.
4.10.3.
Overigens dient iedere partij ervoor te zorgen dat alle bescheiden waarop zij zich ter comparitie wenst te beroepen ten minste twee weken voor de comparitie bij de wederpartij en de rechtbank zullen zijn ontvangen.
4.10.4.
De rechtbank zal de comparitie tevens aanwenden om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten eens kunnen worden.
4.11.
Indien het arbitraal beding niet (meer) geldig mocht zijn of niet (meer) van kracht mocht zijn, dient de rechtbank haar bevoegdheid te beoordelen aan de hand van het op 15 oktober 2007 tot stand gekomen Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EVEX II). Immers, het EVEX II is op 1 januari 2010 in de EU-lidstaten en Noorwegen in werking getreden, het EVEX II is van toepassing ten aanzien van een verweerder die in Noorwegen is gevestigd, zoals Skuld, en het EVEX II is van toepassing op vorderingen zoals de vorderingen van [eiseres] in de hoofdzaak.
4.12.
Anders dan in het debat tussen partijen doorklinkt, gaat het hier niet om enig forumkeuzebeding. Skuld beroept zich slechts op een arbitraal beding.
4.13.
Voor zover de vorderingen van [eiseres] gegrond zijn op een of meer gestelde onrechtmatige daden van Skuld, is de rechtbank ingevolge artikel 5 aanhef en onder 3 EVEX II bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen, omdat [eiseres] stelt dat haar door onrechtmatige gedragingen van Skuld veroorzaakte schade binnen het arrondissement Rotterdam is of wordt geleden.
Hetzelfde geldt ten aanzien van de door [eiseres] gestelde ongerechtvaardigde verrijking, omdat het begrip “onrechtmatige daad” in artikel 5 aanhef en onder 3 EVEX II elke buiten-contractuele aansprakelijkheid van een verweerder omvat.
Voor zover de vorderingen van [eiseres] gegrond zijn op de (bestaand hebbende) verzekeringsrelatie tussen partijen, is de rechtbank ingevolge artikel 9 lid 1 aanhef en onder b) EVEX II en artikel 10 EVEX II bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen.
4.14.
De slotsom is dat indien het beroep op het arbitraal beding opgaat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren, maar indien dat niet het geval is zij de vordering tot onbevoegdverklaring zal afwijzen.
4.15.
Hangende de comparitie van partijen zal de rechtbank elke verdere beslissing aanhouden.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
Hangende de beoordeling van de vordering in het incident, zal de rechtbank elke verdere beslissing aanhouden.

6.De beslissing

De rechtbank,
in het incident
6.1.
gelast een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, zoals bedoeld in rechtsoverwegingen 4.10 tot en met 4.10.4, op de terechtzitting van mr. W.P. Sprenger in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan het Wilhelminaplein 100/125 op
maandag 22 februari 2016 om 10.00 uur;
6.2.
houdt elke verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak
6.3.
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2015.
2130/1928/
1573