Ter zitting is door [gedaagden] toegelicht dat het doel van de review is het geven van een waarschuwing aan het publiek. Dit laatste is door [eiser] betwist, maar door [gedaagden] onderbouwd. Daarbij heeft [gedaagde1] aangevoerd dat de heer [gedaagde2] [eiser] heeft verzocht om (1) een bezwaarschrift aan de Belastingdienst op te stellen en om (2) de ex-vennoot van de heer [gedaagde2] schriftelijke aansprakelijk te stellen. De door [eiser] verzochte vergoeding ad € 667,00 is vervolgens door de heer [gedaagde2] bij wijze van voorschot aan [eiser] voldaan. In de opdrachtbevestiging maakte [eiser] melding van het feit dat er een toevoeging zou worden aangevraagd en dat bij afwijzing daarvan een uurtarief van
€ 195,00 ex BTW en 5% kantoorkosten zou gelden. Na ruim 4 maanden was noch het inhoudelijk bezwaar bij de Belastingdienst noch de schriftelijke aansprakelijkstelling van de ex-vennoot van de heer [gedaagde2] de deur uitgegaan, maar wel inmiddels door [eiser] een bedrag van circa € 1.500,00 bij de heer [gedaagde2] gedeclareerd. Vervolgens heeft de heer [gedaagde2] zich gewend tot de heer Van der Meule van M&R Accountants, die de kwesties tegen betaling van een bedrag van € 680,00 binnen 1,5 maand had opgelost.
Of [eiser] inderdaad teveel in rekening heeft gebracht kan in deze kort geding procedure, mede gelet op de onder 2.6 geciteerde mail, niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mocht [gedaagde1] daarom de vraag opwerpen wat [eiser] nu precies heeft gedaan voor de declaraties, een vraag waarop [eiser] tot op heden - in de visie van [gedaagde1] - nog geen inzichtelijk antwoord heeft gegeven. Dat [gedaagde1] haar frustratie over het uitblijven van een deugdelijk antwoord heeft geuit in de vorm van een - op onderdelen enigszins suggestief te noemen - review is op zichzelf niet onrechtmatig.
Voorts is door [gedaagden] aangevoerd dat het voor [eiser] op voorhand al duidelijk had moeten zijn dat de heer [gedaagde2] niet voor een toevoeging in aanmerking zou komen, nu het hier een geschil betrof, waarvoor het inschakelen van een advocaat niet nodig was. Of [eiser] inderdaad van te voren had moeten inzien dat deze kwesties niet voor toevoeging in aanmerking kwamen, dan wel dat hij de door hem bij de Raad voor Rechtsbijstand gedane verzoeken beter had moeten motiveren, is in deze kort geding procedure niet duidelijk geworden en dit staat daarmee thans niet vast. Dit maakt de review evenwel nog niet onrechtmatig jegens [eiser] .
De voorzieningenrechter weegt verder mee dat niet is gebleken dat de inhoud van de review - in zijn geheel bezien - feitelijk evident onjuist is. De bewoordingen zijn bovendien niet onnodig grievend. De eerste en laatste volzinnen van deze review maken dit niet anders, nu deze moeten worden gelezen in de context van het gehele artikel. Duidelijk is dat [gedaagde1] een persoonlijke mening over een negatieve ervaring deelt.