ECLI:NL:RBROT:2015:9452
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Betalingsregeling boete studiefinanciering en de vaste gedragslijn van verweerder
Op 18 december 2015 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, dat op 5 november 2014 was genomen, waarin een boete van € 1.946,- werd gehandhaafd op grond van de Wet studiefinanciering 2000. Deze boete was opgelegd omdat eiser niet woonde op het adres dat in de basisregistratie personen (brp) stond vermeld. Tijdens de zitting op 21 juli 2015 heeft eiser aangevoerd dat hij wel op het brp-adres woonde, maar dit werd niet ondersteund door bewijs. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had vastgesteld dat eiser niet op het brp-adres woonde en dat hij bevoegd was om een boete op te leggen.
Eiser betwistte de hoogte van de boete en stelde dat hij het bedrag niet in één keer kon betalen. Verweerder gaf aan dat eiser met de deurwaarder een betalingsregeling kon treffen, maar dat hij zelf geen betalingsregeling wilde aanbieden. Dit was in lijn met de vaste gedragslijn van verweerder, die geen uitstel van betaling verleent voor boetes die voortkomen uit fraude met uitkeringen. De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid tot deze gedragslijn had kunnen komen, rekening houdend met de beschikbare middelen van de schuldenaar en de beslagvrije voet.
De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die verweerder hadden moeten doen afwijken van zijn vaste gedragslijn. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 december 2015.