Eisers] baseren hun vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende, zakelijk weergegeven stellingen.
De betalingstransactie is onbevoegdelijk verricht. [Eisers]maken op grond van artikel 7:528 BW in samenhang met artikel 7:526 BW aanspraak op rectificatie van hun rekening door Rabobank.
Omdat de heer [Eiser] zelf de beveiligingscodes (de inlogcode en de signeercode) heeft afgegeven, moet hij ingevolge artikel 7:529 lid 1 BW een bedrag van € 150,-- zelf dragen.
Er is geen sprake van frauduleus handelen of opzettelijk of met grove nalatigheid een of meer verplichtingen uit de algemene voorwaarden van Rabobank niet nakomen, zodat het afgeschreven bedrag niet, behoudens € 150,--, voor hun rekening kan komen. [Eisers] verwijzen ter onderbouwing van hun stellingen naar literatuur en jurisprudentie.
Subsidiair, wanneer de kantonrechter zou oordelen dat er sprake is van grove nalatigheid, vragen zij de aansprakelijkheid te beperken op grond van artikel 7:529 lid 3 BW.
Rabobank had moeten ingrijpen bij de onderhavige transactie van een groot bedrag van spaarrekening naar betaalrekening en vervolgens naar een buitenlandse rekening; een ongebruikelijke transactie. Het is de vraag of Rabobank snel genoeg heeft gereageerd op de melding van de heer [Eiser]. Pas op 9 september 2014 liet zij weten dat het geld niet meer op de buitenlandse bankrekening stond.
Rabobank had de verplichting het vertrouwen in een veilig gebruik van elektronische betaalmiddelen te schragen, gezien het grote aantal slachtoffers van “phishing” en de vergevorderde technieken die fraudeurs gebruiken. Het risico dat de persoonlijke gegevens van [Eisers] door een beveiligingslek in handen van de fraudeurs zijn gekomen, moet dan ook gedeeltelijk voor haar rekening komen.
Ook moeten de persoonlijke omstandigheden van [Eisers] meewegen. Zij zijn 72 respectievelijk 69 jaar oud en hebben een digitale informatieachterstand. Beroepshalve hebben zij nooit met computers gewerkt.