ECLI:NL:RBROT:2015:9378

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
4179037
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.P.M. Weusten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdelijke betalingstransactie door grove nalatigheid van rekeninghouder

In deze zaak vorderden eisers, een echtpaar, dat de Rabobank hen een bedrag van € 9.839,-- terugbetaalt, omdat zij meenden dat een betalingstransactie onbevoegdelijk was uitgevoerd. De eisers hadden sinds 2010 een betaalrekening en twee spaarrekeningen bij de Rabobank. Op 22 augustus 2014 gaf de heer Eiser telefonisch zijn inlog- en signeercodes door aan een vrouw die zich voordeed als medewerkster van de bank. Hierdoor werd een bedrag van € 9.989,-- overgemaakt naar een buitenlandse rekening. Eisers stelden dat zij geen opdracht hadden gegeven voor deze overschrijving en dat de Rabobank hen had moeten beschermen tegen deze fraude. De Rabobank betwistte de vordering en stelde dat de heer Eiser grove nalatigheid had gepleegd door zijn codes aan een derde te verstrekken. De kantonrechter oordeelde dat de betalingstransactie inderdaad onbevoegd was, maar dat de heer Eiser door zijn handelen had gehandeld in strijd met de zorgplicht die van een normaal geïnformeerde en oplettende bankgebruiker verwacht mag worden. Hierdoor was er sprake van grove nalatigheid aan de zijde van eisers, waardoor de Rabobank niet gehouden was het bedrag terug te betalen. De vorderingen van eisers werden afgewezen en zij werden in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4179037 CV EXPL 15-4360
uitspraak: 5 november 2015
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van

1.[Eiser]

2. [Eiseres],
beiden wonende te [Plaats],
eisers bij exploot van dagvaarding van 22 mei 2015,
gemachtigde: mr. G. Atasoy
tegen
De coöperatie Coöperatieve Rabobank Het Haringvliet U.A.,
gevestigd te Oud-Beijerland
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.E. de Boer
Partijen worden hierna mede [eisers] en Rabobank genoemd.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 22 mei 2015;
  • de conclusie van antwoord;
  • het proces-verbaal van de op 28 september 2015 gehouden comparitie van partijen;
  • de overgelegde producties.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1 [
Eisers] hebben sinds 11 oktober 2010 bij Rabobank een betaalrekening met IBAN-nummer NL38RABO[rekeningnummer 1] en twee spaarrekeningen met IBAN-nummers NL71RABO[rekeningnummer 2] respectievelijk NL07RABO[rekeningnummer 3].
2.2
Op 22 augustus 2014 heeft de heer [Eiser] telefonisch I-codes (inlogcodes) en S-codes (signeercodes) van deze rekeningen doorgegeven aan een vrouw die zich voordeed als medewerkster van Rabobank maar dit, naar later bleek, niet was.
2.3
Op diezelfde datum is een bedrag van € 8.999,-- van een van de spaarrekeningen van [Eisers] overgeschreven naar de betaalrekening. Vervolgens is met een spoedoverboeking een bedrag van € 9.989,-- overgeschreven naar een buitenlandse bankrekening.
2.4 [
Eisers] hebben voor deze overschrijvingen geen opdracht gegeven.
2.5
Op 23 augustus 2014 heeft de heer [Eiser] de overboeking telefonisch gemeld bij Rabobank.

3.De vordering

3.1 [
Eisers] vorderen dat de kantonrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Rabobank veroordeelt
1.
primair
tot gedeeltelijk herstel van de betaalrekening met IBAN-nummer NL38RABO[rekeningnummer 1] door betaling op die rekening van een bedrag van
€ 9.839,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 augustus 2014;
subsidiairtot gedeeltelijk herstel van deze betaalrekening door betaling van een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 augustus 2014;
2. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 874,45, althans een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding tot de dag van volledige voldoening,
dit alles met haar veroordeling in de proceskosten, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, bij niet tijdige betaling te verhogen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag, en in de nakosten van € 131,-- zonder betekening, te verhogen met € 68,-- in geval van betekening, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, bij niet tijdige betaling te verhogen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag.
3.2 [
Eisers] baseren hun vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende, zakelijk weergegeven stellingen.
De betalingstransactie is onbevoegdelijk verricht. [Eisers]maken op grond van artikel 7:528 BW in samenhang met artikel 7:526 BW aanspraak op rectificatie van hun rekening door Rabobank.
Omdat de heer [Eiser] zelf de beveiligingscodes (de inlogcode en de signeercode) heeft afgegeven, moet hij ingevolge artikel 7:529 lid 1 BW een bedrag van € 150,-- zelf dragen.
Er is geen sprake van frauduleus handelen of opzettelijk of met grove nalatigheid een of meer verplichtingen uit de algemene voorwaarden van Rabobank niet nakomen, zodat het afgeschreven bedrag niet, behoudens € 150,--, voor hun rekening kan komen. [Eisers] verwijzen ter onderbouwing van hun stellingen naar literatuur en jurisprudentie.
Subsidiair, wanneer de kantonrechter zou oordelen dat er sprake is van grove nalatigheid, vragen zij de aansprakelijkheid te beperken op grond van artikel 7:529 lid 3 BW.
Rabobank had moeten ingrijpen bij de onderhavige transactie van een groot bedrag van spaarrekening naar betaalrekening en vervolgens naar een buitenlandse rekening; een ongebruikelijke transactie. Het is de vraag of Rabobank snel genoeg heeft gereageerd op de melding van de heer [Eiser]. Pas op 9 september 2014 liet zij weten dat het geld niet meer op de buitenlandse bankrekening stond.
Rabobank had de verplichting het vertrouwen in een veilig gebruik van elektronische betaalmiddelen te schragen, gezien het grote aantal slachtoffers van “phishing” en de vergevorderde technieken die fraudeurs gebruiken. Het risico dat de persoonlijke gegevens van [Eisers] door een beveiligingslek in handen van de fraudeurs zijn gekomen, moet dan ook gedeeltelijk voor haar rekening komen.
Ook moeten de persoonlijke omstandigheden van [Eisers] meewegen. Zij zijn 72 respectievelijk 69 jaar oud en hebben een digitale informatieachterstand. Beroepshalve hebben zij nooit met computers gewerkt.

4.Het verweer

4.1
Rabobank heeft de vordering betwist en daartoe, zakelijk weergegeven en voorover thans van belang, het volgende aangevoerd.
Er is sprake van een toegestane, bevoegd verrichte betalingstransactie in de zin van artikel 7:522 BW. Het genereren en gebruiken van de S-code heeft jegens de Rabobank te gelden als instemming. Het beroep op artikel 7:527 BW gaat niet op. Het artikel moet niet op deze manier worden gelezen. Rabobank verwijst naar de parlementaire geschiedenis van dit artikel.
Voor zover de transactie niet was toegestaan, is er sprake van het met grove nalatigheid niet nakomen van de verplichtingen jegens Rabobank. De zorgplicht van de klant houdt in dat hij de beveiligingscodes, waaronder de inlogcode en de signeercode, geheim moet houden.
De heer [Eiser] heeft de zorgvuldigheid die een normaal geïnformeerde en redelijk oplettende betaaldienstgebruiker aan de dag moet leggen, niet in acht genomen.
Rabobank heeft haar klanten gewaarschuwd voor phishing via een campagne en met de Uniforme Veiligheidsvoorschriften Particulieren. Ook is de heer [Eiser] persoonlijk gewaarschuwd via berichten in de inbox van internetbankieren en telefonisch door een van haar medewerkers in november 2013. Hij had dus alert moeten zijn. Op hem rustte dan ook een verzwaarde zorgplicht.
Subsidiair geldt dat de verwijten die [Eisers] Rabobank maken, niet kunnen leiden tot toepasselijkheid van artikel 7:529 lid 3.
Rabobank bestrijdt de buitengerechtelijke kosten; een deugdelijke onderbouwing van die kosten ontbreekt.

5.De beoordeling van de vordering

Primair

5.1 [
Eisers] vorderen primair betaling van het bedrag van € 9.839,- aangezien dit bedrag onbevoegdelijk van hun rekening aan een derde is betaald.
Op grond van artikel 7:528 lid 1 BW dient de betaaldienstverlener, in dit geval Rabobank, in geval van een niet toegestane betalingstransactie het bedrag van de niet toegestane betalingstransactie aan de betaler, in dit geval [Eisers]., terug te betalen. Van een niet toegestane betalingstransactie is volgens artikel 7:522 lid 2 BW sprake indien de betaaldienstgebruiker niet heeft ingestemd met de betaalopdracht die daaraan ten grondslag ligt.
Instemming wordt op grond van artikel 7:522 lid 2 BW verleend overeenkomstig de tussen de betaler en zijn betaaldienstverlener overeengekomen vorm en procedure. Volgens de op de tussen partijen gesloten overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden heeft het inloggen in internetbankieren via de website, het aanmaken van een betaalopdracht en deze aan de bank zenden met de beveiligingscode (signeercode) te gelden als instemming met (de uitvoering van) de betaalopdracht.
5.2
Niet betwist is dat [Eisers] niet de bedoeling hadden een bedrag over te schrijven naar een voor hen onbekende buitenlandse bankrekening. [Eisers] hebben erkend dat de heer [Eiser] I-codes en S-codes aan een derde heeft verstrekt. Met gebruikmaking van deze codes is uiteindelijk het bedrag van € 9.989,- van de rekening afgeschreven. Niet vast staat echter dat het [Eisers] zelf zijn geweest die de betaalopdracht hebben aangemaakt en de benodigde codes hebben ingevoerd die tot de overboeking hebben geleid. Alhoewel er voor de Rabobank geen aanleiding was om aan te nemen dat aan de betaalopdracht niet de wil van [Eisers] ten grondslag lag, is onder deze omstandigheden geen sprake van instemming met de betaalopdracht. De overboeking betreft dan ook een niet toegestane betalingstransactie in de zin van artikel 7:528 lid 1 BW.
Dit betekent dat Rabobank in beginsel op grond van artikel 7:528 lid 1 BW gehouden is het bedrag van de niet toegestane betalingstransactie aan [Eisers] terug te betalen.
5.3
Rabobank heeft hiertegen aangevoerd dat het verstrekken van de I-codes en de S-codes is aan te merken als grove nalatigheid in de zin van artikel 7:529 lid 2 BW, zodat [Eisers] de verliezen door de niet toegestane betalingstransactie geheel zelf dienen te dragen.
5.4
Vast staat dat de heer [Eiser] tegen de voorschriften van de bank in beveiligingscodes kenbaar heeft gemaakt aan een derde. Door het niet nakomen van deze voorschriften is sprake van nalatigheid aan de zijde van [Eisers] De vraag die dan beantwoord dient te worden, is of deze nalatigheid is aan te merken als grove nalatigheid als bedoeld in artikel 7:529 lid 2 BW. Bij beantwoording van deze vraag moet worden uitgegaan van het gedrag van een normaal geïnformeerde en redelijk oplettende betaaldienstgebruiker. Van een normaal geïnformeerde en redelijk oplettende betaaldienstgebruiker mag worden verwacht dat deze geen beveiligingscodes, waarmee bedragen van zijn rekening kunnen worden afgeschreven, afgeeft aan derden. In verschillende media zijn voorts diverse campagnes geweest waarin wordt gewaarschuwd om geen persoonlijke bankgegevens aan derden te verstrekken, omdat hiermee fraude kan plaatsvinden. [Eisers] hebben weliswaar aangevoerd dat zij in de overtuiging verkeerden met een medewerkster van Rabobank te maken te hebben, maar niet gebleken is dat zij dit op enige wijze hebben geverifieerd. Bovendien waren [Eisers] ervan op de hoogte dat onbekende derden bekend waren met hun rekeningnummer, gelet op een eerder incident in november 2013. Blijkens de als productie 5 bij conclusie van antwoord overgelegde en niet betwiste gespreksnotitie is de heer [Eiser] er toen (nogmaals) op gewezen geen verdere gegevens af te staan.
Door desalniettemin telefonisch beveiligingscodes aan een derde door te geven, met welke codes bedragen konden worden overgeboekt van de rekeningen van [Eisers], hebben [Eisers] gehandeld in strijd met hetgeen van een normaal geïnformeerde en redelijk oplettende betaaldienstgebruiker verwacht mag worden. Dit geldt temeer nu op de (spaar)rekening van [Eisers] een aanzienlijk geldbedrag stond. Er is dan ook sprake van grove nalatigheid aan de zijde van [Eisers], zodat Rabobank niet gehouden is het overgeboekte bedrag aan hen terug te betalen.
5.5
Dit leidt ertoe dat de primaire vordering van [Eisers] dient te worden afgewezen.
Subsidiair
5.6 [
Eisers]vorderen subsidiair gedeeltelijk herstel van hun betaalrekening op grond van artikel 7:529 lid 3 BW.
5.7
Anders dan [Eisers] hebben gesteld, was Rabobank niet gehouden in te grijpen bij het overmaken van het bedrag van € 9.989,-. Rabobank is weliswaar bevoegd een betaalopdracht te weigeren indien er een vermoeden van fraude of misbruik is, doch hierop kan niet de verplichting worden gebaseerd dat Rabobank bij alle overboekingen die via haar lopen na te gaan of sprake is van een ongebruikelijke transactie. De door [Eisers] gestelde feiten en omstandigheden rechtvaardigen niet de conclusie dat sprake was van een zodanig bij Rabobank het vermoeden had moeten rijzen dat sprake was van fraude of misbruik.
5.8 [
Eisers] hebben voorts de vraag opgeworpen of Rabobank tijdig heeft ingegrepen na hun melding op 23 augustus 2014. Rabobank heeft hiertegen aangevoerd dat zij op de eerste werkdag na de melding, op 25 augustus 2014 direct aan de begunstigde bank in Roemenië heeft verzocht het overgeboekte bedrag terug te boeken, maar dat het bedrag al van de rekening was afgeschreven. Rabobank heeft dit verweer onderbouwd met het bericht van de Roemeense bank hieromtrent. Rabobank heeft hiermee voldoende voortvarend gehandeld na de melding door [Eisers]. Bovendien is gesteld noch gebleken dat het geld ten tijde van de melding, een dag na het afgeven van de codes, nog op de rekening van de begunstigde stond en teruggeboekt kon worden. Voor zover Rabobank al eerder actie had kunnen nemen, dan staat daarmee nog niet vast dat het overgemaakte bedrag dan wel teruggeboekt had kunnen worden.
5.9 [
Eisers] hebben tevens gesteld dat niet ondenkbaar is dat sprake was van een beveiligingslek bij Rabobank, waardoor de fraudeurs aan de persoonlijke gegevens van
[Eisers] zijn gekomen. Aangezien geen concrete feiten of omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat sprake was van nalatigheid aan de zijde van Rabobank ten aanzien van de beveiliging van haar website, wordt deze stelling als onvoldoende onderbouwd verworpen.
5.1
Tot slot hebben [Eisers] gesteld dat rekening gehouden moet worden met de persoonlijke omstandigheden van [Eisers]. De leeftijd van [Eisers]van 72 respectievelijk 69 jaar, in combinatie met de omstandigheid dat zij niet zijn opgegroeid in het digitale tijdperk en gedurende hun werkzame leeftijd niet met computers hebben gewerkt, vormen echter geen dermate bijzondere omstandigheden dat op grond daarvan een deel van het verlies niet voor hun rekening dient te komen.
5.11
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ook de subsidiaire vordering van [Eisers] dient te worden afgewezen.
Primair en subsidiair
5.12
Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding tot toewijzing van de buitengerechtelijke kosten.
5.13 [
Eisers] worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De door Rabobank gevorderde nakosten worden afgewezen, omdat de wet voor deze kosten in een bijzondere rechtsgang voorziet (artikel 237 lid 4 Rv).

6.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [Eisers] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Rabobank vastgesteld op € 500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.P.M. Weusten en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 november 2015.