4.3De subsidiaire beroepsgrond slaagt in zoverre.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. Hetgeen Euronext c.s. verder hebben aangevoerd, behoeft geen bespreking.
Nu de vergunningsvoorschriften in strijd met de wet aan de vergunning zijn verbonden, ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het bezwaar gegrond te verklaren, het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. Nu in de vergunning van 14 maart 2014 – die van kracht blijft – is vastgelegd dat de vergunning herzien wordt naar aanleiding van het vervallen van de garanties van ICE Group ten aanzien van de financiële soliditeit van Euronext Group N.V. en de herziening van de prudentiële eisen, ligt het gelet op het vorenstaande in de rede dat de minister aan Euronext c.s. de gelegenheid biedt aan te tonen dat zij voldoen aan het bepaalde in artikel 5:30, aanhef en onder f, van de Wft.
6. Met het oog op herziening van de vergunning overweegt de rechtbank als volgt.
Euronext c.s. hebben terecht betoogd dat het beoordelen van de financiële middelen die noodzakelijk zijn om een ordelijke werking van de markt te bevorderen in relatie moet staan tot de aard en omvang van de op markt uitgevoerde transacties en de reikwijdte en hoogte van de risico’s waaraan de markt is blootgesteld. Bij deze beoordeling gaat het om de noodzaak de doorlopende en regelmatige werking van de gereglementeerde markt te garanderen. De financiële middelen moeten dusdanig zijn dat bij een calamiteit of een deconfiture van de marktexploitant, de marktexploitant te allen tijde de financiële middelen heeft om de gereglementeerde markt gedurende een bepaalde periode nog reglementair en ordelijk te laten werken, alvorens deze eventueel gesloten wordt. De in artikel 39, onderdeel b, van de MiFID bedoelde risico’s gaan niet over de risico’s voor de continuïteit van de marktexploitant. Voor zover de minister zich op het standpunt heeft gesteld dat de risico’s voor de continuïteit van de marktexploitant geredresseerd moeten worden, vindt dit standpunt geen grondslag in artikel 5:30, aanhef en onder f, van de Wft.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de minister aan Euronext c.s. het betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt de minister in de door Euronext c.s. gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.940,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,- en wegingsfactor 1,5).