ECLI:NL:RBROT:2015:9309

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
10/993511-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • L.J.M. Boek
  • J.J. van den Berg
  • E. Fels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift door onbevoegd gebruik van keuringscertificaten voor piloten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in 1959 en werkzaam bij een medisch keuringsinstituut, werd ervan beschuldigd medische keuringscertificaten voor piloten valselijk op te maken door gebruik te maken van blanco certificaten met een digitale handtekening van een keuringsarts. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden en een beroepsverbod van vijf jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en dat de handtekeningen op de medische verklaringen vals waren. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij toestemming had van de keuringsarts voor het gebruik van haar handtekening. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, waarbij de voorwaardelijke straf diende om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. De rechtbank overwoog dat de verdachte, hoewel niet medisch geschoold, zelfstandig medische keuringen had verricht en daarmee de veiligheid van het luchtverkeer in gevaar had gebracht. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering, maar kende schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 5]. De uitspraak benadrukt de ernst van valsheid in geschrift in de medische sector en de gevolgen daarvan voor de betrokkenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/993511-15
Datum uitspraak: 10 december 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
raadsman mr. D. Vermaat, advocaat te Barendrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 november 2015.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Mol heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, alsmede de oplegging van een beroepsverbod ex artikel 28, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende dat de verdachte gedurende vijf jaren niet werkzaam mag zijn bij en/of medewerker mag zijn van medische keuringsinstituten.

4.Waardering van het bewijs

De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan, kort gezegd, valsheid in geschrift, door medische (keurings)verklaringen ten behoeve van piloten valselijk op te maken.
De verweten valsheid in geschrift heeft hierin bestaan dat door de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] vijf medische verklaringen van de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna ook aan te duiden als keuringscertificaten of kortweg certificaten) valselijk voorzien zijn van een digitale afbeelding van de handtekening van de keuringsarts, [keuringsarts] .
Standpunt van de verdediging
Uit artikel MED.A.025 in Bijlage IV bij de Verordening (EU) Nr. 1178/2011 van de Commissie blijkt dat een arts het desbetreffende medische onderzoek niet per se zelf behoeft uit te voeren. In onder meer de vijf onderhavige gevallen, die periodieke keuringen betroffen, werd het onderzoek grotendeels door de verdachte uitgevoerd. Hij had op dat gebied ook een grote mate van kennis. Tussen de verdachte en [keuringsarts] is voortdurend overleg geweest of een en ander verantwoord was. De vervolgens te verstrekken certificaten waren voorzien van een digitale afbeelding van de handtekening van [keuringsarts] . Dat was de gebruikelijke gang van zaken en daar was niets mis mee. De verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De handtekeningen van [keuringsarts] op de medische verklaringen die zijn genoemd in de tenlastelegging zijn afbeeldingen van de (digitale) handtekening van [keuringsarts] . De verdachte heeft deze met behulp van door de medeverdachte [medeverdachte] gemaakte blanco certificaten geplaatst op definitieve certificaten. [keuringsarts] heeft verklaard dat zij niet wist van het onderhavige gebruik van haar handtekening. Zij heeft, naar eigen zeggen, geen contact gehad met de verdachte over deze keuringen en evenmin goedgevonden dat de verdachte deze keuringen zelfstandig zou uitvoeren. De rechtbank acht de voor het eerst ter terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte dat [keuringsarts] in elk van de vijf in de tenlastelegging bedoelde zaken wel in het bijzonder toestemming heeft gegeven, onaannemelijk. Dit zou niet alleen een hoogst ongebruikelijke werkwijze zijn geweest, in strijd met de verklaring van [keuringsarts] , maar komt ook niet overeen met de in het voorbereidende onderzoek afgelegde verklaring van de verdachte zelf, dat hij niet weet of hij over individuele gevallen contact heeft gehad met [keuringsarts] . Dat betekent dat is bewezen dat de in tenlastelegging genoemde medische verklaringen valselijk zijn opgemaakt.
Het verweer wordt verworpen.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in
de periode van2 maart 2015 tot en met 22 april 2015 te Rijen, gemeente
Gilze en Rijen ,
tezamen en in vereniging met een ander , ,
medische verklaringen van de
Inspectie Leefomgeving en Transport, EASA Form 147 issue 1, te weten:
- medische verklaring van [slachtoffer 1]
uitgegeven op 2 maart 2015;
- medische verklaring van [slachtoffer 2]
uitgegeven op 2 maart 2015;
- medische verklaring van [slachtoffer 3]
uitgegeven op 23 maart 2015;
- medische verklaring van [slachtoffer 4]
uitgegeven op 09 april 2015;
- medische verklaring van [slachtoffer 5]
uitgegeven op 22 april 2015;
zijnde steeds een geschriftdat bestemd was om tot bewijs
van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt , immers heeft
verdachte , telkens die verklaringen van
een afbeelding van de handtekening van de keuringsarts, [keuringsarts]
, voorzien zulks met het oogmerk om diet geschriften als
echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte was (mede)bestuurder van [onderneming] , een medisch keuringsinstituut voor onder andere piloten. Piloten worden verplicht regelmatig medisch gekeurd. Zij behoren te beschikken over een medische verklaring van geschiktheid. Een onafhankelijke, gespecialiseerde keuringsarts is verantwoordelijk om, alvorens deze verklaring te verstrekken, zich ervan te overtuigen dat de desbetreffende piloot aan de vereiste geestelijke en lichamelijke gezondheid voldoet. Zonder geldige medische verklaring is een piloot niet bevoegd te vliegen.
De verdachte heeft zelfstandig medische keuringen van piloten verricht, medische verklaringen ingevuld en voorzien van een digitale handtekening van de keuringsarts [keuringsarts] en deze verklaringen vervolgens uitgereikt aan de desbetreffende piloten. Dit betreft overigens niet alleen de vijf ten laste gelegde maar, zo blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting, in ieder geval tenminste twintig medische verklaringen.
Door aldus te handelen heeft de verdachte – hoewel niet medisch geschoold en gekwalificeerd noch anderszins daartoe erkend – medische onderzoeken verricht en verplichte verklaringen van geschiktheid voor piloten aan hen verstrekt.
Daarmee heeft de verdachte niet alleen het vertrouwen ondermijnd dat burgers, piloten, organisaties en de overheid moeten kunnen hebben in de juistheid van dergelijke geschriften, maar heeft hij bovendien de veiligheid van het luchtverkeer in gevaar gebracht.
Immers, de desbetreffende keuringen en beoordelingen van de keuringsresultaten zijn verricht door een leek, hebben geen waarde en zeggen dus niets over de geschiktheid van de keurling.
De rechtbank verwerpt uitdrukkelijk de in dit kader door verdediging nog aangevoerde stelling dat het allemaal wel meevalt omdat iedereen die was goedgekeurd door de verdachte en zich later heeft laten herkeuren, ook door deze herkeuring is gekomen. Deze stelling miskent de noodzaak en waarde van deugdelijke medische keuringen in de luchtvaart. Gelukkig zijn er, ondanks het handelen van de verdachte, geen ongelukken gebeurd.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 oktober 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Bouman GGZ, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 november 2015. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
In het nadeel van de verdachte wordt overwogen dat de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting, weinig blijk van inzicht in de strafwaardigheid van zijn handelen heeft gegeven.
Gezien de ernst van het feit dient in beginsel te worden gereageerd met het opleggen van een gevangenisstraf, waarbij de rechtbank opmerkt dat zij een lagere straf dan door de officier van justitie geëist gepast en geboden acht. In dat kader merkt de rechtbank op dat de officier van justitie in haar requisitoir is uitgegaan van zeker 100 zonder supervisie van [keuringsarts] verstrekte certificaten, terwijl voor de rechtbank slechts vast staat dat het er in ieder geval 20 zijn geweest. Ook heeft de officier van justitie zwaar getild aan het feit dat de verdachte onbevoegd ingrijpend lichamelijk onderzoek heeft verricht, hetgeen ingrijpend voor de betrokken moet zijn geweest. Aangezien dit niet – ook niet in een enigszins verwijderd verband – in de tenlastelegging aan de verdachte wordt verweten, laat de rechtbank dit punt buiten beschouwing.
De rechtbank zal, gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken is gebleken, toch afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
In plaats daarvan worden een taakstraf van maximale duur en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voor het opleggen van een beroepsverbod, zoals door de officier van justitie geëist, wordt geen aanleiding gezien. Eerst en vooral nu deze eis door de officier van justitie te weinig concreet onderbouwd en geformuleerd is en bovendien vanwege de omstandigheid dat de verdachte met de aan hem op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf in de gecertificeerde omgevingen waar de onderhavige strafzaak op ziet al niet meer werkzaam kan zijn.
Alles afwegend worden na te noemen straffen passend en geboden geacht.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[benadeelde partij 1], ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een totaalbedrag van € 1.748,80 aan materiële schade.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Immers, de opgevoerde gederfde inkomsten zijn onvoldoende duidelijk onderbouwd en wat de opgevoerde reiskosten betreft, blijkt uit de vordering onvoldoende waarom de benadeelde partij deze kosten twee keer heeft moeten maken.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het gevorderde. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[benadeelde partij 2], ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 129,- aan materiële schade.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de verdachte de vordering van de benadeelde partij niet heeft betwist, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 129,-. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[benadeelde partij 5], ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 155,-.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 155,-. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
3 (drie) jaren, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
234 (tweehonderdvierendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
117 (honderdzeventien) dagen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat deze vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van € 129,- (zegge: honderdnegenentwintig euro) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [benadeelde partij 2] , te betalen;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen € 129,-;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 129,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 (twee) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] toe tot een bedrag van € 155,- (zegge: honderdvijfenvijftig euro) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [benadeelde partij 5] , te betalen;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 5] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] te betalen € 155,-;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 155,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 3 (drie) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.J.M. Boek, voorzitter,
en mrs. J.J. van den Berg en E. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 december 2015.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks 2 maart 2015 tot en met 22 april 2015 te Rijen, gemeente
Gilze en Rijen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meerdere malen,althans eenmaal,telkens een aantal medische verklaringen van de
Inspectie Leefomgeving en Transport, EASA Form 147 issue 1, te weten:
- medische verklaring van [slachtoffer 1]
uitgegeven op 2 maart 2015;
- medische verklaring van [slachtoffer 2]
uitgegeven op 2 maart 2015;
- medische verklaring van [slachtoffer 3]
uitgegeven op 23 maart 2015;
- medische verklaring van [slachtoffer 4]
uitgegeven op 09 april 2015;
- medische verklaring van [slachtoffer 5]
uitgegeven op 22 april 2015;
- zijnde steeds (een) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs
van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft
verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk, telkens die verklaring(en) van
een (afbeelding van de) handtekening van de (keurings)arts, [keuringsarts]
,voorzien zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als
echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht