ECLI:NL:RBROT:2015:9184

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
14 december 2015
Zaaknummer
3099843
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenrechtelijke geschillen over hinder door bomen in een groene woonwijk

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde eiser primair de veroordeling van gedaagde tot verwijdering van een aantal bomen in diens tuin, subsidiair tot snoeien van die bomen en het doorzagen van de wortels. Eiser stelde dat de bomen onrechtmatige hinder veroorzaakten door vermindering van zonlicht en het veroorzaken van groenafval. Gedaagde verweerde zich door te stellen dat er geen sprake was van onrechtmatige hinder en deed een beroep op verjaring van de vordering. De kantonrechter oordeelde dat de bomen, hoewel hoog, niet uitzonderlijk waren en dat enige hinder in een groene woonwijk geduld moest worden. De rechter concludeerde dat er geen onrechtmatige hinder was en wees de vordering van eiser af. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde werden vastgesteld op € 600,00 voor het salaris van de gemachtigde. Het vonnis werd uitgesproken op 27 november 2015.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 3099843 CV EXPL 14-24854
uitspraak: 27 november 2015
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
[eiser]en
[eiseres],
beiden wonende te Barendrecht,
[eisers] ,
gemachtigde: mr. H.J. Visser te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Barendrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.C. Hansen te Rotterdam.
Eisers worden hierna gezamenlijk aangeduid met ‘ [eiser] ’, gedaagde met ‘ [gedaagde] ’.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding met producties van 16 mei 2014;
  • de conclusie van antwoord met producties van 20 januari 2015;
  • het tussenvonnis van 20 januari 2015 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • de brief met een aanvullende productie van [eiser] van 4 maart 2015;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 11 maart 2015;
  • het proces-verbaal van de gerechtelijke plaatsopneming en bezichtiging van 9 oktober 2015 en de daaraan gehechte brief van de gemachtigde van [eiser] van 2 november 2015.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.De stellingen van partijen

2.1
[eiser] vordert primair veroordeling van [gedaagde] tot verwijdering van een aantal bomen in zijn tuin, subsidiair veroordeling van [gedaagde] tot het snoeien van die bomen, het doorzagen van de wortels van de bomen aan de achterzijde van de woning en het egali-seren van het pad achter de woningen. [eiser] vordert ook vergoeding van de kosten van de medicijnen voor zijn vissen (€ 81,09), de kosten voor de ingeschakelde deskundige BMA Ontwerpers (€ 586,40) en € 904,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
[eiser] stelt dat de bomen in de tuin van [gedaagde] , die twee deuren van hem vandaan woont, onrechtmatige hinder veroorzaken. De bomen zorgen voor vermindering van direct zonlicht en voor vermindering van indirect daglicht, waardoor een donkere omgevingssfeer ontstaat. De bomen zorgen daarnaast het hele jaar voor groenafval en hun wortels duwen het tegelpad achter de tuinen omhoog.
2.2
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure. [gedaagde] doet primair een beroep op verjaring. Subsidiair voert hij aan dat geen sprake is van onrechtmatige hinder.

3.De beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak om een rechtsvordering tot het opheffen van een volgens [eiser] onrechtmatige toestand. Een dergelijke vordering verjaart door verloop van twintig ja-ren, te beginnen met de dag volgend op die waarop de onmiddellijke opheffing van die toe-stand gevorderd kan worden (artikel 3:306 BW en artikel 3:314 lid 1 BW). [gedaagde] doet een beroep op verjaring van de rechtsvordering, maar dit beroep slaagt niet. [gedaagde] be-gint ten onrechte te rekenen vanaf het moment dat de bomen geplant zijn, maar het gaat niet om de datum waarop de bomen geplant zijn, het gaat om het moment waarop die bomen on-rechtmatige hinder zijn gaan veroorzaken. [eiser] stelt niet dat de huidige toestand al meer dan twintig jaar duurt en [gedaagde] heeft niets aangevoerd waaruit blijkt dat dit wel zo is.
3.2
De eigenaar van een erf mag niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen (artikel 5:37 BW). Of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, is blijkens vas-te rechtspraak van de Hoge Raad afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het ge-val, waaronder de plaatselijke omstandigheden.
3.3
Van onrechtmatige hinder als bedoeld in artikel 5:37 BW is naar het oordeel van de kan-tonrechter geen sprake. De bomen in de tuin van [gedaagde] zijn weliswaar hoog, maar niet uitzonderlijk. [eiser] en [gedaagde] wonen nu eenmaal in een ‘groene’ woonwijk, waar aanwezigheid van ‘groen’ nu juist de bedoeling is. De algemene opvatting is dat de aanwezigheid van bomen en planten het leefklimaat ten goede komt, hetgeen wordt onderstreept door het feit dat voor het kappen of rooien van bomen veelal een vergunning is vereist. Het zonlicht in de tuin van [eiser] wordt inderdaad (mede) beperkt door de bomen van [gedaagde] , maar dit is pas aan het einde van de middag het geval. Een groot deel van de dag heeft [eiser] wel zon in zijn tuin. Een onbeperkt recht op zonlicht in de tuin bestaat ook niet. De bomen van [gedaagde] zullen, naast het overige groen in de wijk, ongetwijfeld zorgen voor groenafval in de tuin van [eiser] , maar dit is onlosmakelijk verbonden met het wonen in een groene woonwijk. Dat de bomen van [gedaagde] voor een onaanvaard-bare hoeveelheid groenafval in de tuin van [eiser] zorgen is de kantonrechter niet geble-ken. Uit de als productie 11 bij de dagvaarding overgelegde foto’s blijkt dat het tegelpad achter de woningen enigszins omhooggeduwd wordt door de wortels van de bomen. Dat dit ernstige hinder oplevert blijkt niet uit die foto’s. Daarbij wordt opgemerkt dat als mensen dicht bij elkaar wonen, zoals in Nederland veelal het geval is, enige hinder van de buren nu eenmaal geduld dient te worden. Dit wordt pas anders indien de hinder een onrechtmatig karakter krijgt waarvoor die hinder als maatschappelijk onbetamelijk gekwalificeerd moet worden. Daarvan is in deze zaak niet gebleken.
3.4
Uit het bovenstaande volgt dat van onrechtmatig handelen van [gedaagde] geen sprake is. Er is daarom geen grond hem te veroordelen de bomen in zijn tuin weg te halen dan wel te snoeien. Ook de vorderingen tot vergoeding van de medicijnen voor zijn vissen (€ 81,09) en de kosten voor de ingeschakelde deskundige BMA Ontwerpers (€ 586,40) zijn niet toewijsbaar nu van onrechtmatig handelen van [gedaagde] geen sprake is.
3.5
[eiser] is de in het ongelijk gestelde partij. Hij wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure. Aan gemachtigdensalaris worden punten toegekend voor de conclusie van antwoord, voor het bijwonen van de comparitie van partijen op de rechtbank en voor het bij-wonen van de gerechtelijke plaatsopneming. Eén punt aan gemachtigdensalaris wordt vast-gesteld op € 200,00.

4.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 600,00 aan salaris voor zijn gemachtigde;
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Vlaswinkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686