Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling
het OBR overweegt de eerste jaren een jaarlijks afnemende korting te verlenen i.v.m. extra kosten en eventuele aanloopverliezen(cursivering kantonrechter). Ook de overeengekomen (beperkte) duur van de ingroeihuur verdraagt zich niet met het toe aanwezige perspectief van langjarige projectontwikkeling.
zonder meer mogelijke op deze locatie te draaien omzet van 4 miljoen gulden(cursivering kantonrechter), maar dat levert, anders dan Leipzig c.s. menen, nog geen omzetgarantie op. Op dat moment was er nog geen huurder. Achter Leipzig c.s. zitten bovendien ervaren en professionele horeca-ondernemers, van wie mag worden verwacht dat zij het realiteitsgehalte van de gepresenteerde becijferingen/gedachten zelf toetsen en daarnaar zo nodig eigen onderzoek doen.
ad B)ten aanzien van de vervlechting van de nutsvoorzieningen is de kantonrechter met de gemeente van oordeel dat de gemeente dit gebrek, zo daarvan al sprake was, bij het aangaan van huurovereenkomst niet kende of behoorde te kennen: er waren bij de gemeenschappelijke installatie onweersproken tussenmeters aangebracht voor het gebruik en voor de afrekening van het vastrecht, verschuldigd naar rato van dat gebruik, en bovendien was VOF Leipzig bekend met de aansluiting van het gehuurde op stadsverwarming. VOF Leipzig was als toekomstig huurder nauw betrokken bij het overleg over tot stand komen van deze voorzieningen in het gebouw en voor de afrekenmethodiek met het theaterdeel. De gemeente behoefde dus bij aanvang van de huurovereenkomst niet een debat over “ondoorzichtig vervlochten nutsvoorzieningen” te verwachten en gesteld noch gebleken is dat dit tussen partijen ter sprake is geweest voorafgaand aan of bij het aangaan van de huurovereenkomst.
ad B)ten aanzien van de klimaatbeheersing heeft de kantonrechter in het voorgaande reeds geoordeeld dat geen sprake is van een aan de gemeente toe te rekenen gebrek.
ad C)ten aanzien van dreigende horeca-activiteiten in het Nieuwe Luxor Theater heeft de kantonrechter in het voorgaande reeds geoordeeld dat geen sprake is van een aan de gemeente toe te rekenen gebrek.
ad D)ten aanzien van tegenvallende bezoekersaantallen en daarmee omzet van VOF Leipzig door de hiervoor besproken gestelde gebreken ad A) tot en met C) heeft de kantonrechter in het voorgaande reeds geoordeeld dat geen sprake is van een aan de gemeente toe te rekenen gebrek.
ad D)ten aanzien van omzetverlies door tegenvallende bezoekersaantallen van het Nieuwe Luxortheater door het open houden van het oude Luxor Theater, oordeelt de kantonrechter dat dit, zo dit al een gebrek is, de gemeente ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst niet bekend was of behoorde te zijn. Partijen zijn het uiteindelijk erover eens dat ten tijde het aangaan van de huurovereenkomst het besluit van de gemeente voorlag tot sluiting van het oude Luxor Theater om vervolgens te worden gesloopt.
een afstemming van de huurder op het Luxor Theater(cursivering kantonrechter) geldt. Met de gemeente is de kantonrechter van oordeel dat het hier gaat om een verplichting van VOF Leipzig, namelijk om haar bedrijfsvoering op het Nieuwe Luxor Theater af te stemmen, en niet om een verplichting van de gemeente.