In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Gotthard Vastgoed B.V. en twee gedaagden, waaronder een huurder die in een schuldsaneringsregeling zat. Gotthard Vastgoed vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege huurachterstand. De huurovereenkomst was tot stand gekomen voor een woning in Hoogvliet, Rotterdam, met een maandhuur van € 601,52. De huurder had een achterstand in de huurbetalingen, en de kantonrechter moest beoordelen of de vordering van Gotthard Vastgoed kon worden toegewezen, gezien de faillissementsstatus van de huurder.
De kantonrechter constateerde dat de wettelijke schuldsaneringsregeling van de huurder op 11 juni 2015 was beëindigd en dat de huurder in staat van faillissement was verklaard. Dit leidde tot de schorsing van de procedure met betrekking tot de huurachterstand, aangezien deze vorderingen moesten worden ingediend bij de curator. Gotthard Vastgoed had haar vordering op de huurder en de bewindvoerder ingetrokken, wat de procedure verder beïnvloedde. De kantonrechter besloot dat de procedure niet geschorst werd voor andere vorderingen die niet gericht waren op voldoening uit de boedel.
De zaak werd verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling, waarbij Gotthard Vastgoed in de gelegenheid werd gesteld om zich uit te laten over de voortzetting van de procedure. De beslissing van de kantonrechter was dat de procedure op grond van artikel 29 van de Faillissementswet was geschorst voor verifieerbare vorderingen, en dat verdere beslissingen in deze fase van het geding werden aangehouden.