ECLI:NL:RBROT:2015:8955

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2015
Publicatiedatum
8 december 2015
Zaaknummer
C/10/487735 / KG ZA 15-1177
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over onrechtmatige non-actiefstelling van werknemer door werkgever

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 november 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en de stichting STC-Group. [Eiseres] was in dienst van STC en was op non-actief gesteld door haar werkgever. De rechtbank heeft de procedure en de feiten rondom de non-actiefstelling uitvoerig besproken. [Eiseres] was sinds 1 januari 2010 in dienst bij STC en had verschillende functies bekleed, met positieve beoordelingen en gratificaties. Echter, na een periode van onrust binnen de organisatie, waarin [eiseres] betrokken was bij het versturen van e-mails en het uiten van kritiek op het management, heeft STC besloten haar op non-actief te stellen. De rechtbank heeft beoordeeld of deze non-actiefstelling gerechtvaardigd was. Hierbij is gekeken naar de beginselen van goed werkgeverschap en of er voldoende grond was voor de op non-actiefstelling. De rechtbank concludeerde dat STC onvoldoende had aangetoond dat er een gerechtvaardigde vrees bestond dat [eiseres] onrust zou veroorzaken bij haar terugkeer. De vordering van [eiseres] om weer toegelaten te worden tot haar functie werd toegewezen, en STC werd veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling voldeed. Tevens werd STC in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/487735 / KG ZA 15-1177
Vonnis in kort geding van 11 november 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.C.V. Dornstedt,
tegen
de stichting
STICHTING STC-GROUP,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.D. de Rooij.
Partijen zullen hierna [eiseres] en STC genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 30 oktober 2015 met producties 1 tot en met 14
  • de conclusie van antwoord met een productie
  • de mondelinge behandeling d.d. 3 november 2015
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van STC.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 1 januari 2010 is [eiseres] in dienst getreden van STC in de functie van Junior Projectmanager. Het loon van [eiseres] bedroeg € 2.376,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
2.2.
Met ingang van 1 januari 2011 is [eiseres] voor onbepaalde tijd in dienst van STC gesteld en per 11 augustus 2011 is [eiseres] aangesteld in de functie van Projectmanager binnen de afdeling BIRD.
2.3.
Op 1 augustus 2013 is [eiseres] aangesteld als Secretaris Voorzitter College van Bestuur, in welke functie zij werkzaam was als de rechterhand van de Voorzitter van het College van Bestuur, de heer [persoon1] (hierna: “ [persoon1] ”).
2.4.
[eiseres] heeft in december 2012 een gratificatie ontvangen van € 1.000,00 en in 2014 van € 2.000,00.
2.5.
De beoordelingen ten aanzien van het functioneren van [eiseres] , gegeven door [persoon1] , zijn aanhoudend positief geweest.
2.6.
In februari 2015 zijn aan [eiseres] twee promotieperiodieken toegekend wegens goed functioneren.
2.7.
In het voorjaar van 2015 is binnen de organisatie van STC een discussie ontstaan omtrent de opvolging van [persoon1] .
2.8.
Op 29 juni 2015 heeft [eiseres] een e-mail met de volgende inhoud, naar haar zeggen alleen bedoeld voor de leden van de Ondernemingsraad, verstuurd aan alle medewerkers van STC.
“Beste OR collega’s,
Ik hoop dat jullie vandaag eindelijk van jullie kunnen en zullen laten horen en jullie doen wat jullie moeten doen als ondernemingsraad. De reactie van de OR is cruciaal voor de toekomst van de STC-Group. Gebruik aub jullie recht en stem, maar dus ook die van de organisatie.
De Raad van Toezicht kan jullie niets maken, dus wees aub niet bang voor de heren.
-Kijk naar het gevraagde profiel (mede opgesteld door jullie input) en zijn ervaring: dit komt totaal niet overeen. Minimale onderwijservaring, niet in (één van) onze sectoren, geen buitenland, boegbeeld?, geen financiele, etc.
-De WNT grenzen worden opgezocht en eigenlijk al overschreden; is geld zijn drijfveer?
-Blijft hij doorwerken in eigen consultantbureau en dus bijklussen of zal hij zich 100% inzetten als Vz CvB?
- spiegel aub zijn normen en waarden aan die van ons
-etc”
2.9.
In juli 2015 is [eiseres] door STC voor onbepaalde tijd gedetacheerd naar een deelneming van STC, te weten STC-Group Holding B.V. in de functie van Hoofd Bedrijfsbureau i.o. en senior project manager Holding. Het bruto maandsalaris van [eiseres] bedraagt thans € 4.480,00, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en een vaste onkostenvergoeding van € 100,00. De leidinggevende van [eiseres] is thans de heer [persoon2] .
2.10.
In juli 2015 is [persoon1] door de Raad van Toezicht van STC uit zijn functie ontheven.
2.11.
Hierop heeft [eiseres] meerdere werknemers van STC whatsapp-berichten gestuurd, waarin zij hen verzoekt om [persoon1] te steunen.
2.12.
Op 2 september 2015 heeft STC aan [eiseres] een brief verzonden met de volgende inhoud.
“Geachte mevrouw [eiseres] , beste [eiseres] ,
De STC-Group bevindt zich op dit moment i.v.m. de opvolging van [persoon1] in een bijzondere periode. Dat treft ook jou in het bijzonder omdat je een functie had die nauw verbonden was met het werk van [persoon1] als voorzitter van het College van Bestuur.
In de afgelopen weken heb je werk verricht voor de STC-Group holding BV onder aansturing van [persoon2] . [persoon2] en ik hebben je voor dinsdag 8 september om 11.00 uur uitgenodigd voor een gesprek over je toekomst bij - en mogelijke inzet voor de STC-Group. Daarbij zijn de eerder gemaakte afspraken met [persoon1] voor ons om moverende redenen niet leidend.
De afspraken m.b.t. het werk voor de komende weken die zijn gemaakt met [persoon2] blijven staan. Voor de goede orde: je direct leidinggevende is [persoon2] . De werktijden worden met hem afgesproken. Ik heb je afgelopen woensdag en vrijdag (opening schooljaar) gemist op de [adres] . Het is mij niet duidelijk wat daar de reden van is. Jouw werktijden zijn niet verbonden aan de afspraken die [persoon1] met [persoon3] als wnd. voorzitter CvB gemaakt heeft over zijn aanwezigheid. Ik ga ervan uit dat werktijden overlegd worden met [persoon2] en dat hij toestemming geeft voor afwezigheid. Je werkplek is vanaf vandaag in kamer 13.04.
Ik besef dat het ook voor jou een lastige periode is met alle vragen die daar bij horen. Ik wil in het komende gesprek samen met jou alle zaken die daar mee te maken hebben bespreken en verkennen.”
2.13.
Vervolgens heeft tussen partijen op 8 september 2015 een gesprek plaatsgevonden waarvan geen gespreksverslag is opgemaakt.
2.14.
Op 24 september 2015 heeft [eiseres] de volgende e-mail aan de heer [persoon4] , afdelingsdirecteur van BIRD, verzonden.
“Beste [persoon4] ,
Ik begrijp dat er op dit moment mensen zijn die hun kans proberen te pakken nu het kan.
Het is, zoals eerder besproken in het zenuwcentrum, niet voor niets geweest dat [persoon5]geenclustertrekker was. Hij heeft in het verleden als ‘leidinggevende’ en trekker van projecten een heel aantal mensen ongelukkig gemaakt bij de STC-Group.
Ik hoop dat je dit allemaal mee hebt genomen in je beslissing.”
2.15.
Vervolgens heeft op 12 oktober 2015 wederom een gesprek tussen partijen plaatsgevonden, waarbij [eiseres] op non-actief is gesteld. Van het gesprek is het volgende verslag gemaakt.
“De heer [persoon6] heet mevrouw [eiseres] welkom en geeft direct aan dat dit gespreek(sic)
geen positief bericht heeft voor mw. [eiseres] . De heer [persoon6] geeft aan dat na het vorige gesprek met mw. [eiseres] dat door hem en haar leidinggevende de heer [persoon2] is gevoerd hem niet is gebleken dat mw. [eiseres] de kritiek en de zaken die als onacceptabel zijn benoemd heeft begrepen. Zo is op de dag na het gesprek door mw. [eiseres] een bericht op facebook geplaatst met de tekst “collega’s zijn net aanstekers, ze doen het nooit als je ze nodig hebt”. Daarnaast zijn door diverse medewerkers in de organisaties App berichten en sms berichten ontvangen waarin zij zich negatief heeft uitgelaten oer(sic)
haar direct leidinggevende en het management van de organisatie.
Het vertrouwen is weg bij het bestuur van de organisatie en daarmee is de arbeidsrelatie onherstelbaar beschadigd door de zaken die de afgelopen periode hebben plaatsgevonden en daarom wordt met onmiddellijke ingang de arbeidsrelatie opgezegd.
Mw. [eiseres] geeft aan op de vraag of zij het heeft begrepen en of zij nog iets wil toevoegen dat zij zich niet herkend(sic)
in de kritiek, wel geet(sic)
zij toe dat zij een mail heeft gestuurd aan de heer H.Boele waarin zij zich negatief heeft uitgelaten over een collega en de keuze van het management om deze een bepaalde rol te geven. Verder geeft zij aan moeite te hebben dat niet alle namen worden genoemd van de collega’s waarop wordt gedoeld maar dat zij verder niets heeft toe te voegen.
Zij levert per direct haar sleutels in en toegangspas en daarna verlaat zij de STc(sic)
locatie.”
2.16.
Hierbij is aan [eiseres] een brief met de volgende inhoud overhandigd:
“Geachte mevrouw [eiseres] , beste [eiseres] ,
Wij hebben elkaar gesproken op dinsdag 8 september 2015 en in dat gesprek afspraken gemaakt over je toekomst bij de Stichting STC-Group. Ik heb je aangegeven dat het College van Bestuur van mening is dat er in de afgelopen periode teveel gebeurd is om met voldoende vertrouwen in jou een nieuwe start te kunnen maken binnen de STC-Group. Dit betekende dat we in samenspraak met jou wilden komen tot afspraken over beëindiging van de arbeidsovereenkomst en daarbinnen je een outplacementtraject aan te bieden.
(…)
Na ons gesprek d.d. 8 september 2015 is het College van Bestuur door medewerkers verschillende malen gewezen op beschadigende opmerkingen (onder andere via social media) en e-mails van jouw kant over medewerkers, leden van het College van Bestuur en de organisatie als geheel. Het College van Bestuur heeft zelf ook kennisgenomen van deze uitlatingen. Wij constateren daaruit dat je de situatie nog steeds niet juist weet in
te schatten. Er is geen sprake van enige terughoudendheid in je gedrag en je uitlatingen en oordelen over personen en zaken die de STC-Group aangaan, zijn volstrekt ongepast.
Alles overwegende, heeft het College van Bestuur besloten je per direct vrij te stellen van werkzaamheden, je verlof te laten opnemen en met je in gesprek te gaan over de vaststellingsovereenkomst waarbij outplacement en ontslag uitgangspunten zijn.”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, STC te veroordelen om haar binnen 24 uur na betekening van dit vonnis toe te laten tot haar functie van Hoofd Bedrijfsbureau i.o. en senior project manager Holding en de daarop betrekking hebbende taken en verantwoordelijkheden, zonder beperking van welke aard en omvang dan ook, zulks op straffe van een dwangsom ad € 1.000,00 voor iedere dag dat STC in gebreke blijft aan de aan haar op te leggen veroordeling te voldoen, met veroordeling van STC in de proceskosten.
3.2.
STC voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op 12 oktober 2015 is [eiseres] door STC op non-actief gesteld. Ingevolge artikel 7:611 BW dient een op non-actiefstelling te worden getoetst aan de beginselen van goed werkgeverschap. De voorzieningenrechter wijst in verband met deze beoordeling op de uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden 29 november 2011,
JAR2012/14 waarin onder meer is overwogen dat als uitgangspunt dient te worden genomen dat van een werkgever, als goed werkgever, gevergd mag worden dat hij de werknemer tegen diens wil slechts de mogelijkheid mag onthouden om de overeengekomen arbeid te verrichten wanneer de werkgever daarvoor een redelijke grond heeft en dat die grond voldoende zwaar dient te wegen, gelet op het in beginsel zwaarwegend te achten belang van de werknemer om de bedongen arbeid te kunnen blijven verrichten.
4.2.
Als grond voor de op non-actiefstelling heeft STC aangevoerd dat (met name) door vier voorvallen in de zomer van 2015 de arbeidsverhouding tussen partijen volledig is verstoord. Het gaat daarbij om het versturen van de e-mail door [eiseres] op 29 juni 2015, het handelen van [eiseres] jegens een collega mevrouw [persoon7] , het optreden van [eiseres] in de Raad van Toezicht en de e-mail van [eiseres] d.d. 24 september 2015. Hieruit volgt volgens STC dat [eiseres] een onruststoker is, terwijl de organisatie thans juist behoefte heeft aan rust. Voorts hebben meerdere werknemers van STC aangegeven dat zij niet meer met [eiseres] willen werken.
4.3.
Mocht al worden aangenomen dat het (mogelijk) veroorzaken van onrust op de werkvloer een redelijke en voldoende zwaarwegende grond is om een werknemer niet langer in de gelegenheid te stellen de bedongen arbeid te verrichten, is daartoe wel vereist dat in dit concrete geval de gerechtvaardigde vrees bestaat dat daadwerkelijk onrust zal ontstaan wanneer de werknemer haar werkzaamheden voortzet. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.4.
Uit de stukken volgt dat [eiseres] binnen relatief korte tijd forse carrièrestappen heeft gemaakt binnen de organisatie van STC, waarbij de salariëring van [eiseres] in vier jaar bijna is verdubbeld, en [eiseres] , wellicht met enkele kanttekeningen op detailniveau, immer positief is beoordeeld tijdens functioneringsgesprekken, regelmatig is bevorderd en meerdere gratificaties heeft ontvangen, hetgeen allemaal op rechtmatige wijze tot stand is gekomen. De omstandigheid dat [persoon1] daar mogelijk vergaande invloed op heeft uitgeoefend en het huidige bestuur van STC hier wellicht niet achter staat, doet aan die rechtmatigheid niet af.
4.5.
Voorts is voorshands aannemelijk geworden dat [eiseres] , met goedkeuring van de toenmalige Voorzitter van het College van Bestuur en zodoende tevens rechtmatig, als rechterhand van [persoon1] een centrale rol speelde binnen de organisatie van STC en dat zij de nodige invloed had op de besluitvorming(sprocessen) binnen die organisatie.
4.6.
In juli 2015 is de positie van [eiseres] , door haar detachering naar STC-Group Holding B.V., op rechtmatige wijze danig veranderd. Door de detachering kreeg [eiseres] een operationele functie binnen de organisatie van STC met wezenlijk andere taken en bevoegdheden.
4.7.
Het is niet onbegrijpelijk dat [eiseres] tijd nodig heeft gehad om zich in te stellen op deze nieuwe functie, daarbij indachtig de onstuimige periode waarin STC zich bevond naar aanleiding van de opvolging van [persoon1] , en de omstandigheid dat [eiseres] het zich eigen heeft moeten maken dat zij zich in haar nieuwe functie terughoudender diende op te stellen dan voorheen.
4.8.
Het is voorshands niet genoegzaam gebleken dat STC [eiseres] in dit proces (voldoende) heeft begeleid en dat [eiseres] , behalve op 8 september 2015, uitdrukkelijk is gewezen op een (eventueel) ontoelaatbaar handelen van haar zijde en de impact die dit handelen zou hebben op de organisatie.
Na 8 september 2015 zou [eiseres] zich vervolgens niet aan de aanwijzingen van STC hebben gehouden door zich te mengen in een sollicitatieprocedure binnen BIRD, waarna [eiseres] direct op non-actief is gesteld. Tussen partijen is evenwel in geschil of het binnen de functie van [eiseres] viel om zich (indirect) te bemoeien met deze sollicitatieprocedure, nog daargelaten de vraag of, indien dit al niet binnen haar functie zou vallen, [eiseres] ontoelaatbaar heeft gehandeld door de sollicitatiecommissie te wijzen op een mogelijke ongeschiktheid van een sollicitant voor een bepaalde functie gebaseerd op [eiseres] ervaringen uit het verleden.
4.9.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat het te verwachten valt dat het thans voor [eiseres] door de op non-actiefstelling, het door STC bij de kantonrechter ingediende verzoekschrift en het verhandelde ter zitting, meer dan voorheen duidelijk zal zijn welke houding van haar wordt verwacht. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding om aan te nemen dat zij bij een wedertewerkstelling een houding zal aannemen die niet bij haar nieuwe functie past, laat staan dat zij een houding zal aannemen die onrust zal veroorzaken.
4.10.
Het is dan ook onvoldoende aannemelijk geworden dat STC een gerechtvaardigde vrees heeft dat [eiseres] bij werkhervatting onrust zal veroorzaken, mede gelet op de relatief korte periode tot de beslissing in de door STC aangevangen procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, anders dan dat men eraan zal moeten wennen dat [eiseres] haar werkzaamheden weer uitvoert hetgeen evenwel inherent is aan een wedertewerkstelling. De enkele omstandigheid dat volgens STC een enkele werknemer heeft aangegeven niet met [eiseres] te willen werken, daarbij indachtig dat bij STC 800 personeelsleden werkzaam zijn, doet hier niet aan af. De voorzieningenrechter verwacht van STC dat zij te dien aanzien een bemiddelende rol zal spelen.
4.11.
Er is dan ook niet gebleken van een redelijke en voldoende zwaarwegende grond om [eiseres] niet in de gelegenheid te stellen de bedongen arbeid te verrichten, zodat de vordering van [eiseres] als hierna bepaald wordt toegewezen.
4.12.
Gezien de opstelling van STC ter zitting ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de gevorderde dwangsom als hierna bepaald toe te wijzen.
4.13.
STC zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 98,98
- griffierecht € 285,00
- salaris advocaat €
816,00
Totaal € 1.199,98

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt STC om [eiseres] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis toe te laten tot haar functie van Hoofd Bedrijfsbureau i.o. en senior project manager Holding en de daarop betrekking hebbende taken en verantwoordelijkheden, zonder beperking van welke aard en omvang dan ook, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat STC niet aan voornoemde veroordeling voldoet, tot een maximum van € 20.000,00 is bereikt,
5.2.
veroordeelt STC in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.199,98,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. van den Hurk en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2015.2026/427