Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding met producties;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van de zijde van Gemeente Rotterdam, met één productie;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van Vestia, met producties;
- het vonnis in het incident van 17 december 2014;
- de conclusie van antwoord van Gemeente Rotterdam, met producties;
- het tussenvonnis van 29 april 2015 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen gehouden op 7 juli 2015, waaraan zijn gehecht de bij die gelegenheid door Vestia overgelegde, op schrift gestelde opmerkingen;
- de bij gelegenheid van de comparitie door Hof van Heden overgelegde pleitnotities.
2.De feiten
(…)
(…)
de 60 woningen. Daarbij is Hof van Heden benoemd tot beheerder.
G. OMSCHRIJVING ERFDIENSTBAARHEDEN, KWALITATIEVE BEDINGEN EN/OF BIJZONDERE VERPLICHTINGEN, ERFDIENSTBAARHEDEN
Artikel 13
(…)
3.De vordering in conventie
I. voor recht te verklaren:
A. Stichting Vestia eigenaar is van de drie vuilwaterriolen met toebehoren gelegen in de mandelige grond te Rotterdam Hoogvliet plaatselijk bekend onder de namen ‘Doradehof en ‘Hof van Heden Hoogvliet’, kadastrale gemeente Hoogvliet, sectie D, perceel 2558, welke leidingen met blauw zijn aangeduid in de tekening die als productie 3 is overgelegd; en
4.Het verweer van Gemeente Rotterdam
5.5. Het verweer van Vestia
5.2.1. Vestia is niet de bevoegd aanlegger in de zin van artikel 5:20 lid 2 BW. Dat artikel ziet op de situatie waarin een net wordt aangelegd in de grond van anderen. Daarvan is hier geen sprake. Twee van de drie rioleringen heeft Vestia laten aanleggen in grond waarvan zij eigenaar was en is. Deze twee leidingen zijn aangelegd in het mandelige binnengebied waarin Vestia een onverdeeld aandeel heeft. Om die reden is van aanleg van leidingen in andermans grond geen sprake.
Ook de derde riolering waarop de zes eengezinswoningen lozen is aangelegd in grond die volledig aan Vestia toebehoorde. Slechts een klein gedeelte van deze riolering bevindt zich in perceel 2251 (parkeerplaats). Dat gedeelte is op zichzelf geen net. Er is dus ook met betrekking tot deze riolering geen sprake van aanleg van een net in de grond van een ander.
5.2.2. De drie rioleringen zijn geen net in de zin van artikel 5:20 lid 2 BW omdat zij geen feitelijke en functionele eenheid vormen. Zonder de gebouwen die op de drie rioleringen lozen hebben de leidingen geen doel. Ze zijn daarom niet als zelfstandige onroerende zaak aan te merken, hetgeen een vereiste is om als net in de zin van artikel 5:20 lid 2 BW te kunnen worden gekwalificeerd.
5.2.3. De twee rioleringen waarop het appartementencomplex loost zijn bestanddeel van dat appartementencomplex. De woningen in het appartementencomplex kunnen niet aan hun bestemming van wonen voldoen als er geen riolering is om het afvalwater te lozen. Mochten deze twee rioleringen geen bestanddeel zijn van het gemeenteriool, dan is dus sprake van horizontale natrekking door het appartementencomplex.
6.De vordering in voorwaardelijke reconventie
primair:
7.Het verweer in reconventie
8.De beoordeling
in conventie
Artikel 1 BegripsbepalingenIn deze verordening, en de daarop berustende bepalingen, wordt verstaan onder:
1. bij gemengde en gescheiden stelsels het punt waar het particulier riool is aangesloten op het openbaar riool
(…)
openbaar riool: gedeelte van de riolering dat bij de gemeente in eigendom en beheer is en bestemd is voor de inzameling en het transport van afvalwater, met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen, IBA’s, verzamelleidingen, persleidingen en werken en installaties van overeenkomende aard, met uitzondering van het particulier riool;
particulier riool:leiding vanaf de voorziening als bedoeld in paragraaf 3.8.1 en 3.8.2 van het Bouwbesluit 2003 tot en met het aansluitpunt, inclusief eventueel ontstoppingsstuk;
verzamelleiding: leiding die verschillende leidingen verbinden met het openbaar riool.
Wat de vordering in conventie betreft kan, zoals volgt uit het voorgaande, heden een eindbeslissing worden genomen. De vrijwaringsprocedure, die alleen betrekking heeft op de conventie, kan daarmee ook heden worden beslist. Om voornoemde redenen zal de rechtbank heden in conventie een eindvonnis wijzen, zodat alleen de reconventie nog aanhangig blijft. Dat heeft ook het voordeel dat, voor zover partijen appel willen instellen tegen het oordeel van de rechtbank in conventie, zij niet hoeven wachten tot (ook) in reconventie een eindoordeel is gegeven.