Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 27 mei 2015;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 9 juli 2015 met de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 24 september 2015 met de daarin genoemde stukken.
- brief van mr. Mous namens Ciran van 12 oktober 2015.
2.De feiten
Revalidatie
Inhoud en omvang van zorg
Revalidatie
5. Interpretatie
6.Conclusie en consequenties
Leeswijzer
4.Revalidatiegeneeskundige fasen
1.1 Aanleiding
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
Doelgroep
Indicatie
- Op welke wijze dient (om te kunnen spreken van medisch-specialistische revalidatiezorg) de betrokken revalidatiearts invulling te geven aan het hoofdbehandelaarschap en in welke mate dient hij persoonlijk betrokken te zijn bij het overleg met andere betrokken zorgverleners?
- In welke mate is delegatie van taken van de revalidatiearts aan anderen mogelijk om (nog) te kunnen spreken van medisch-specialistische revalidatiezorg? Wat zijn de voorwaarden waaronder delegatie kan plaatsvinden?
- In welke mate behoort de revalidatiearts direct contact te hebben met de patiënt? Vallen contactvormen op afstand, zoals video-conferencing of andere vormen van telemedicine, hier ook onder? Behoort dit contact in elke fase van de behandeling plaats te vinden? Hoe moet in dit licht randvoorwaarde 9 uit het Beroepskader worden begrepen?
- Is het voor de beantwoording van (een van) de vorige vragen van belang dat het onderzoek van DSW c.s. naar Ciran in dit concrete geval betrekking heeft gehad op 2013 en 2014? Zo ja, in hoeverre is sprake van wijzigingen in de opvattingen over de eisen waarin revalidatiezorg moet voldoen om als specialistische zorg te worden beschouwd?
5.De beslissing
23 december 2015voor akte uitlaten als bedoeld in 4.17 en 4.20 door Ciran, waarna DSW c.s. een antwoordakte kan nemen;