In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 10 december 2015, staat de eigendom van vier enveloppen met een geldbedrag van € 15.100,- centraal. De eiser, HVC Afval- en grondstoffeninzameling Drechtsteden, vordert restitutie van deze enveloppen van de gedaagde, die deze vond tijdens zijn werkzaamheden als medewerker overslag. De gedaagde, die gedetacheerd was bij HVC, heeft de enveloppen aangetroffen in een printer die naar de milieustraat was gebracht. HVC stelt dat zij eigenaar is van de enveloppen omdat deze zich in de printer bevonden, die aan HVC was aangeboden als afval. De gedaagde betwist echter dat HVC eigenaar is geworden van het geld en stelt dat hij als vinder recht heeft op de enveloppen.
De kantonrechter overweegt dat volgens artikel 5:18 BW een eigenaar zijn eigendom verliest wanneer hij het bezit prijsgeeft met de bedoeling afstand te doen van de eigendom. De rechter concludeert dat de printer, waarin de enveloppen zich bevonden, aan HVC is aangeboden als afval, waardoor HVC eigenaar is geworden van de printer. Echter, de eigenaar van het geld had niet de bedoeling afstand te doen van het geld, dat niet als afval kan worden beschouwd. De rechter oordeelt dat de gedaagde, als vinder, heeft voldaan aan zijn verplichtingen en dat HVC niet kan worden aangemerkt als eigenaar van het geld.
Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vordering van HVC af en veroordeelt HVC in de proceskosten, aangezien HVC als de in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. Dit vonnis benadrukt de juridische nuances rondom eigendom en het vinden van goederen in een werkcontext.