ECLI:NL:RBROT:2015:8777

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2015
Publicatiedatum
1 december 2015
Zaaknummer
4182201
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot woningruil tussen huurders en verhuurder met afweging van belangen

In deze zaak vorderen twee huurders, [eiser 1] en [eiser 2], van de stichting Trivire toestemming voor een woningruil. [eiser 1] huurt een woning in Dordrecht en heeft een zwaarwegend belang bij de ruil, omdat hij een grotere woonruimte nodig heeft voor zijn zoon en dichter bij zijn moeder wil wonen. [eiser 2] huurt ook een woning van Trivire en heeft aangegeven dat hij behoefte heeft aan een kleinere woonruimte vanwege fysieke beperkingen en overlast van derden. Trivire heeft de verzoeken van beide huurders afgewezen, onder andere omdat [eiser 1] een huurachterstand heeft en niet voldoende financiële waarborgen biedt. De kantonrechter oordeelt dat, hoewel [eiser 1] een zwaarwegend belang heeft, [eiser 2] dat niet heeft aangetoond. Hierdoor wordt de vordering afgewezen. De kosten van de procedure worden aan de huurders opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4182201 CV EXPL 15-4406
uitspraak: 10 december 2015
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te Dordrecht,
en
2. [eiser 2],
wonende te Dordrecht,
eisers,
gemachtigde mr. G.C.L. van de Corput te Rotterdam,
tegen
de stichting
Stichting Trivire,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
gemachtigde mr. R. Benneker te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiser 1], [eiser 2], respectievelijk Trivire genoemd.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 1 juni 2015;
  • de conclusie van antwoord;
  • de aantekening dat op 12 november 2015 een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden;
  • de overgelegde producties.

2.De vaststaande feiten

2.1
Als gesteld door de ene partij en niet of onvoldoende weersproken door de andere partij, alsmede op grond van de overgelegde producties, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2. [
eiser 1] huurt de woning aan de [adres 1] van (de rechtsvoorganger van) Trivire. De huurprijs voor deze woning bedraagt € 428,73 per maand.
[eiser 2] huurt de woning aan de [adres 2] van (de rechtsvoorganger van) Trivire. De huurprijs voor deze woning bedraagt € 443,74 per maand.
2.3 [
eiser 1] heeft eind 2013 bij Trivire verzocht om een woningruil met [eiser 2]. Trivire heeft dit verzoek bij brief van 19 december 2013 afgewezen. Op 16 januari 2014 heeft [eiser 1] opnieuw verzocht om woningruil met [eiser 2], welk verzoek Trivire op 3 februari 2014 heeft afgewezen.
3. De vordering
3.1 [
eiser 1] en [eiser 2] vorderen Trivire te gebieden in te stemmen met de verzochte woningruil, althans [eiser 1] te machtigen [eiser 2] in zijn plaats te stellen en omgekeerd, met veroordeling van Trivire in de proceskosten.
3.2 [
eiser 1] stelt dat hij een zwaarwegend belang heeft bij de woningruil. Hij stelt dat hij een grotere woonruimte nodig heeft, zodat zijn zoon, die regelmatig bij hem verblijft, een eigen slaapkamer heeft. Voorts stelt [eiser 1] dat hij er belang bij heeft dichter bij zijn familie, in het bijzonder zijn moeder, te wonen, gelet op psychische en fysieke beperkingen die hij heeft opgelopen doordat hij opzettelijk is aangereden. [eiser 1] stelt zich door dit voorval onveilig te voelen in zijn huidige woning.
[eiser 2] stelt belang te hebben bij een kleinere woonruimte, gelet op zijn fysieke beperkingen. Een kleinere ruimte is voor hem gemakkelijker schoon te houden. Voorts stelt [eiser 2] dat hij in zijn huidige woning, op de begane grond, steeds wordt lastig gevallen door bekenden van hem die op ramen en deuren bonzen. De woning van [eiser 1] is op de eerste verdieping gelegen, zodat [eiser 2] daar aan het zicht onttrokken is.
[eiser 1] en [eiser 2] stellen dat hun belangen dienen te prevaleren boven het belang dat Trivire heeft aangevoerd te hebben bij het niet akkoord gaan met de woningruil.

4.Het verweer

4.1
Trivire voert als verweer aan dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden die gelden voor woningruil. Trivire betwist dat [eiser 1] vanuit financieel oogpunt voldoende waarborg biedt voor een behoorlijke nakoming van de huur, gelet op het feit dat [eiser 1] vanaf april 2013 structureel een huurachterstand heeft. De huurprijs van de woning die [eiser 1] wenst te huren is zelfs nog iets hoger dan de huurprijs van zijn huidige woning.
Voorts betwist Trivire dat [eiser 1] en [eiser 2] een zwaarwichtig belang hebben bij de woningruil. Ten aanzien van [eiser 1] voert Trivire aan dat ondanks dat de woning van [eiser 1] een tweekamerwoning betreft, het mogelijk is dat de zoon van [eiser 1] in de huidige woning verblijft. De woning van de moeder van [eiser 1] bevindt zich voorts op 500 meter van de woning van [eiser 1] en op 180 meter van de woning van [eiser 2]. Het verschil in afstand van 320 meter levert geen zwaarwichtig belang op voor woningruil, aldus Trivire. Alhoewel [eiser 1] jarenlang is ingeschreven als woningzoekende, heeft hij nooit op andere woningen gereageerd.
Ten aanzien van [eiser 2] voert Trivire aan dat hij tegenover Trivire heeft erkend geen zwaarwichtig belang te hebben bij een woningruil. [eiser 2] was ook niet ingeschreven als woningzoekende tot daags voor de comparitie van partijen en heeft nooit op woningen gereageerd. Voor zover [eiser 2] behoefte heeft aan een kleinere woonruimte, is dit geen zwaarwegend belang, aldus Trivire. Trivire betwist voorts dat sprake is van ernstige overlast.
Voor zover beide partijen een huisvestingsvergunning zouden overleggen, geoordeeld wordt dat [eiser 1] voldoende waarborg zou bieden voor een behoorlijke nakoming van de huur en sprake is van een zwaarwegend belang aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2], dan dient het belang van Trivire om een bijdrage te leveren aan de leefbaarheid van de buurt zwaarder te wegen dan de door [eiser 1] en [eiser 2] gestelde belangen bij de woningruil. Trivire voert hiervoor aan dat de gemeente Dordrecht en de Politie Zuid-Holland-Zuid haar hebben verzocht niet in te stemmen met de voorgestelde woningruil, in verband met de leefbaarheid in de wijk. Ter onderbouwing hiervan heeft Trivire informatie van de politie overgelegd.

5.De beoordeling van de vordering

5.1
Op grond van artikel 7:270 lid 2 BW kan de vordering van een huurder tot woningruil, met inachtneming van de omstandigheden van het geval, slechts worden toegewezen, indien de huurder een zwaarwegend belang bij de ruil van woonruimte heeft. De vordering moet ingevolge voornoemd artikellid worden afgewezen indien de voorgestelde huurder vanuit financieel oogpunt niet voldoende waarborg biedt voor een behoorlijke nakoming van de huur. Ook indien de huurder een zwaarwichtig belang heeft bij de woningruil, dient de kantonrechter op de omstandigheden van beide partijen bij de huurovereenkomst te letten en aldus de aan elke zijde bestaande belangen vast te stellen en vervolgens tegen elkaar af te wegen. Pas als de belangen van de huurder bij de beoogde woningruil zwaarder wegen dan het belang van de verhuurder bij afwijzing van de vordering tot woningruil, is plaats voor toewijzing van de vordering (vlg. Hoge Raad 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP4500).
5.2
Met in achtneming van het voorgaande is de eerste vraag die beantwoord dient te worden of [eiser 1] en [eiser 2] een zwaarwegend belang hebben bij de door hen voorgestane woningruil.
5.3
Het door [eiser 1] aangevoerde belang om dichter bij zijn moeder te wonen, is niet aan te merken als een zwaarwegend belang in de zin van artikel 7:270 lid 2 BW. [eiser 1] woont immers in zijn huidige woning reeds op zeer korte afstand van zijn moeder, zodat de tijdwinst bij een woningruil met [eiser 2] marginaal is. Het door [eiser 1] aangehaalde incident waarbij hij is aangereden, heeft niet plaatsgevonden in de woning. [eiser 1] heeft niet onderbouwd waarom hij om deze reden een zwaarwegend belang heeft bij het verhuizen naar een woning die op korte afstand van zijn huidige woning is gelegen.
[eiser 1] heeft voorts aangevoerd dat hij er belang bij heeft om een eigen slaapkamer voor zijn zoon te creëren, gelet op de privacy van hemzelf en zijn vriendin. Gelet op het feit dat zijn huidige woning een tweekamerwoning betreft en er geen aparte ruimte is waar zijn zoon kan slapen, is dit belang om privacy te creëren wel aan te merken als een zwaarwegend belang.
5.4
Ook [eiser 2] dient, als eiser, een zwaarwegend belang te hebben bij de woningruil.
[eiser 2] heeft gesteld in zijn huidige woning overlast van derden te ondervinden en behoefte te hebben aan een kleinere woonruimte, gelet op zijn beperkingen. Op grond van deze omstandigheden zou kunnen worden geoordeeld dat [eiser 2] er belang bij heeft zijn woonruimte te ruilen met die van [eiser 1]. Indien de door hem genoemde belangen voor hem zo zwaarwegend waren, dat hij op korte termijn wenste te verhuizen, had het in de rede gelegen dat [eiser 2] hiertoe de nodige actie had ondernomen, door op andere woonruimte te reageren. [eiser 2] heeft ter zitting echter erkend weliswaar als woningzoekende ingeschreven te hebben gestaan, maar nooit op andere woonruimte te hebben gereageerd. De door [eiser 2] gestelde belangen worden gelet op het voorgaande dan ook niet aangemerkt als zwaarwegende belangen in de zin van artikel 7:270 lid 2 BW.
5.5
Aangezien [eiser 1] weliswaar een zwaarwegend belang heeft bij de woningruil, maar [eiser 2] niet, is niet voldaan aan de eisen die artikel 7:270 lid 2 BW stelt. Aan beantwoording van de vraag of [eiser 1] voldoende financiële waarborgen biedt en aan een belangenafweging komt de kantonrechter dan ook niet toe.
5.6
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiser 1] en [eiser 2] zal worden afgewezen. [eiser 1] en [eiser 2] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Trivire vastgesteld op :
aan salaris gemachtigde
300,00
.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2015.