ECLI:NL:RBROT:2015:8669

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2015
Publicatiedatum
26 november 2015
Zaaknummer
487658 / HA RK 15-920
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 november 2015 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.C. van Paridon. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. W.J. van Boven, de rechter-commissaris in een strafzaak tegen de verzoekster. De verzoekster vreesde dat de rechter-commissaris partijdig was, omdat deze had besloten een maatschappelijk werker als vertrouwenspersoon toe te laten bij het verhoor van een getuige. De verzoekster stelde dat deze gang van zaken de onpartijdigheid van de rechter-commissaris in twijfel trok, vooral omdat de maatschappelijk werker werkzaam was voor Humanitas, een organisatie waar de verzoekster vaak hulp van ontving.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek beoordeeld aan de hand van de wettelijke criteria voor wraking. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheid dat de rechter-commissaris zijn beslissing tot toelating van de maatschappelijk werker had gehandhaafd, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid. De rechtbank benadrukte dat de rechter-commissaris uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de door verzoekster aangevoerde omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzingen opleverden voor een vooringenomenheid van de rechter-commissaris.

De beslissing van de rechtbank was dat het verzoek tot wraking ongegrond was en werd afgewezen. Deze uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter mr. A.J.P. van Essen en de rechters mr. drs. E. van Schouten en mr. H.J.M. van der Kaaij, en werd ter openbare terechtzitting uitgesproken in aanwezigheid van de griffier R. Meulendijk.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 10/487658 / HA RK 15-920
Beslissing van 6 november 2015
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
advocaat mr. S.C. van Paridon,
strekkende tot wraking van:
mr. W.J. VAN BOVEN, rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiekrecht, kabinet rechter-commissaris (hierna: de rechter-commissaris).

1.Het procesverloop en de processtukken

Op 28 oktober 2015 stond bij de rechter-commissaris, in de strafzaak tegen verzoekster onder parketnummer 10/750025-15, gepland het verhoor van een aangeefster als getuige.
Voor aanvang van dat verhoor heeft de raadsman van verzoekster wraking van de rechter-commissaris verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van:
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige van 28 oktober 2015 in de zaken onder parketnummers 10/750025-15 en 10/750027-15 en de respectieve rc-nummers 15/1001 en 15/1786;
  • de dagvaarding van verzoekster in de strafzaak onder parketnummer
10/7500025-15.
Verzoekster alsmede de rechter-commissaris en de zaaksofficier van justitie mr. M. Blom zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Ter zitting van 4 november 2015, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen de advocaat van verzoekster, mr. Van Paridon, de rechter-commissaris mr. Van Boven en de officier van justitie mr. Blom.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft de advocaat van verzoekster het volgende, verkort en zakelijk weergegeven, aangevoerd.
Een getuige moet vrijelijk en onbevangen kunnen verklaren. Voorafgaand aan het verhoor van de getuige heeft contact plaatsgevonden tussen de rechter-commissaris en de getuige omtrent de vraag of de getuige al dan niet een vertrouwenspersoon kon meenemen naar het verhoor. De verdediging had daar tijdig in gekend moeten worden. Echter, eerst bij aanvang van het verhoor werd de verdediging met de aanwezigheid van de vertrouwenspersoon, mevrouw [naam], geconfronteerd. Deze gang van zaken is een aanwijzing van enige mate van partijdigheid aan de zijde van de rechter-commissaris. Desgevraagd deelde de rechter-commissaris mede dat er onvoldoende zwaarwegende belangen aan de zijde van de verdediging aanwezig waren om mevrouw [naam] te verzoeken de kamer te verlaten. Gevraagd naar de zwaarwegende belangen aan de zijde van getuige, gaf de rechter-commissaris daarop geen nader gemotiveerd antwoord.
Het gaat hier om de cruciale getuige in de onderhavige strafzaak. Het is in het belang van de verdediging dat juist zo’n getuige onbevangen kan verklaren. Bovendien, mevrouw [naam] is werkzaam voor Humanitas. Verzoekster doet vaak een beroep op hulpverleningsinstanties, waaronder Humanitas. Door bij het verhoor van de getuige betrokken te zijn, kan bij mevrouw [naam] een onevenwichtig beeld van verzoekster ontstaan, hetgeen haar in conflict met haar taak als hulpverlener kan brengen. Bovendien heeft mevrouw [naam] geen geheimhoudingsplicht.
2.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust en heeft te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is, verkort en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
De advocaat van de te horen getuige had de rechter-commissaris voor het geplande verhoor, per e-mail via diens griffier, gevraagd toe te staan dat een maatschappelijk werker, te weten mevrouw [naam], bij het verhoor van de getuige aanwezig zou zijn. Dat was geen ongebruikelijk verzoek. De rechter-commissaris heeft dan ook besloten dat toe te staan, ook gelet op het bepaalde in artikel 187c van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Na bezwaar van de zijde van de verdediging op de aanwezigheid van de mevrouw [naam] bij het verhoor van de getuige, heeft de rechter-commissaris, na hoor en wederhoor, zijn beslissing weliswaar kort gemotiveerd, maar wel gemotiveerd medegedeeld. De rechter-commissaris heeft daarmee niet de indruk gewekt vooringenomen te zijn.
2.3
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een
rechter, en dus ook de rechter-commissaris, uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoekster geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoekster aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter-commissaris door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoekster geuite vrees dat de rechter-commissaris jegens haar een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoekster van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
3.4.1
Artikel 187c Sv houdt in dat de rechter-commissaris tot bijwoning van het verhoor van een getuige of deskundige bijzondere toegang kan verlenen. Met deze bepaling heeft de wetgever bij uitstek beoogd de rechter-commissaris de mogelijkheid te bieden toegang tot verhoor te verlenen aan een vertrouwenspersoon van een slachtoffer dat als getuige gehoord wordt. Het gaat daarbij om een aan de rechter-commissaris gegeven discretionaire bevoegdheid. De wet stelt geen specifieke eisen aan de totstandkoming of motivering van een beslissing op voet van die bepaling.
3.4.2
De omstandigheid dat de rechter-commissaris, na hoor en wederhoor, zijn beslissing tot bijzondere toelating van een maatschappelijk werker als vertrouwenspersoon bij het verhoor van de getuige heeft gehandhaafd met een korte motivering daarvoor, biedt geen aanknopingspunt voor de geuite vrees voor partijdigheid. Een onwelgevallige beslissing of de motivering daarvan is daartoe niet voldoende. Dat zou anders kunnen zijn indien de betreffende beslissing of de motivering daarvan zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring gegeven kan worden dan een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter-commissaris. Daarvan is evenwel geenszins sprake.
3.4.3
Dat de maatschappelijk werkster na het getuigenverhoor als hulpverlener bij Humanitas mogelijk anders aankijkt tegen verzoekster, en dat zij geen geheimhoudingsverplichting heeft, zoals namens verzoekster is aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
3.5
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

wijst afhet verzoek tot wraking van mr. W.J. van Boven.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. drs. E. van Schouten en mr. H.J.M. van der Kaaij, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 november 2015 in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-