ECLI:NL:RBROT:2015:8666

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2015
Publicatiedatum
26 november 2015
Zaaknummer
484367 / HA RK 15-758
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • A.N. van Zelm van Eldik
  • P.H. Veling
  • M. Fiege
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek buiten behandeling gesteld wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 september 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen mr. R.J. van Boven, rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek werd ingediend na de beëindiging van de behandeling van de zaak, die op 6 juli 2015 had plaatsgevonden. Tijdens deze zitting hebben de partijen een regeling getroffen, die is vastgelegd in het proces-verbaal. De rechter heeft op verzoek van de partijen de procedure doorgehaald, waardoor de behandeling van de zaak formeel was geëindigd. Het wrakingsverzoek, dat op 10 augustus 2015 werd ingediend, kwam derhalve te laat, aangezien de procedure al was afgesloten.

De rechtbank heeft in haar beslissing uiteengezet dat wraking een middel is om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen. Echter, als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan of de behandeling van de zaak op een andere manier is geëindigd, kan het doel van wraking niet meer worden bereikt. De rechtbank concludeerde dat verzoekster kennelijk niet-ontvankelijk was in haar verzoek tot wraking, omdat het verzoek na de beëindiging van de behandeling was ingediend.

De beslissing om het verzoek tot wraking buiten behandeling te stellen, werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee rechters. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, en de beslissing werd ondertekend door de rechters. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdigheid in het indienen van wrakingsverzoeken en de noodzaak om de procedurele regels te respecteren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 484367 / HA RK 15-758
Beslissing van 11 september 2015
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
strekkende tot wraking van:
mr. R.J. van Boven, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team kanton 3 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

De rechter heeft in de door verzoekster als eiseres tegen [naam stichting] als gedaagde ingediende civielrechtelijke vordering ter zitting van 6 juli 2015 een comparitie van partijen gehouden. Die procedure draagt als kenmerk 4040523 CV EXPL 15-15882.
Bij brief van 6 augustus 2015, ingekomen ter griffie op 10 augustus 2015, heeft verzoekster wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde comparitie van partijen.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan of indien de behandeling van de zaak door de rechter op een andere wijze is geëindigd.
2.2
Uit het proces-verbaal van de comparitie van partijen ter zitting van 6 juli 2015 blijkt onder meer dat op die zitting door de procespartijen is verklaard dat zij een regeling hebben getroffen, welke regeling in het proces-verbaal is opgenomen en welke regeling onder meer inhoudt dat zij de rechter doorhaling van de procedure verzoeken.
Voorts blijkt uit dat proces-verbaal dat de rechter vervolgens de procedure heeft doorgehaald.
Met het vastleggen van de door de procespartijen ter beëindiging van hun geschil getroffen regeling en het door de rechter – op verzoek van die partijen – doorhalen van de procedure, is de behandeling van de zaak door de rechter geëindigd.
2.3
Het wrakingsverzoek is op 10 augustus 2015 en derhalve na de beëindiging van de behandeling van de zaak door de rechter ingediend.
Verzoekster is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking van de rechter. Het verzoek zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, laatste volzin, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank buiten behandeling worden gesteld.

3.De beslissing

stelt het verzoek tot wraking van mr. R.J. van Boven wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van Zelm van Eldik, voorzitter, mr. P.H. Veling en mr. M. Fiege, rechters. Bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste rechter is deze beslissing door mr. M. Fiege uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2015 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
- verzoekster
- mr. R.J. van Boven
- mr. R.W. de Gruijl
- mr. R. Benneker