ECLI:NL:RBROT:2015:8666
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- A.N. van Zelm van Eldik
- P.H. Veling
- M. Fiege
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek buiten behandeling gesteld wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 september 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen mr. R.J. van Boven, rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek werd ingediend na de beëindiging van de behandeling van de zaak, die op 6 juli 2015 had plaatsgevonden. Tijdens deze zitting hebben de partijen een regeling getroffen, die is vastgelegd in het proces-verbaal. De rechter heeft op verzoek van de partijen de procedure doorgehaald, waardoor de behandeling van de zaak formeel was geëindigd. Het wrakingsverzoek, dat op 10 augustus 2015 werd ingediend, kwam derhalve te laat, aangezien de procedure al was afgesloten.
De rechtbank heeft in haar beslissing uiteengezet dat wraking een middel is om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen. Echter, als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan of de behandeling van de zaak op een andere manier is geëindigd, kan het doel van wraking niet meer worden bereikt. De rechtbank concludeerde dat verzoekster kennelijk niet-ontvankelijk was in haar verzoek tot wraking, omdat het verzoek na de beëindiging van de behandeling was ingediend.
De beslissing om het verzoek tot wraking buiten behandeling te stellen, werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee rechters. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, en de beslissing werd ondertekend door de rechters. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdigheid in het indienen van wrakingsverzoeken en de noodzaak om de procedurele regels te respecteren.