2.1.
De gemachtigde van verzoeker heeft (beknopt weergegeven) het volgende aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd.
De rechter heeft op 30 april 2015 de beschikking inzake de mvv afgegeven. In algemene zin geldt niet dat de rechter die deze machtiging afgeeft geen deel moet uitmaken van de meervoudige kamer die beslist over een klacht met betrekking tot de dwangbehandeling, maar in dit specifieke geval geldt dat wel. De mvv is afgegeven op dezelfde gronden als waarop thans dwangbehandeling is aangezegd. Bij de behandeling van genoemd verzoek om een mvv is door de arts ter zitting gezegd dat de machtiging gebruikt zal worden om dwangbehandeling met antipsychotica te starten. Om die reden is in deze zaak de beoordeling van de mvv nauw verweven met de beoordeling van het bezwaar van verzoeker tegen de dwangbehandeling.
Bij mijn cliënt zou er sprake zijn van een psychose, vanuit welke psychose sprake zou zijn van psychotische achterdocht op basis waarvan hij zich niet zou willen laten behandelen voor zijn longklachten. Op grond van dat gevaarcriterium is de mvv afgegeven. Die mvv is echter ook het toegangskaartje voor de dwangbehandeling.
De arts wil mijn cliënt gaan behandelen met antipsychotica. De verwachting van de arts is dat de verdachte door die medicatie meer bereidheid en minder achterdocht jegens zijn somatische arts zal hebben. Dit is ter zitting besproken zodat ter zitting duidelijk geworden is waar de arts de mvv voor wilde gaan gebruiken. De mvv is dus in feite aangevraagd om de dwangbehandeling te kunnen starten. De hiermee gepaard gaande vrijheidsberoving van mijn cliënt, is op de koop toe genomen.
In het proces-verbaal van de zitting van 30 april 2015 is neergelegd dat er ter zitting gesproken is over de dwangbehandeling. De arts heeft gezegd dat hij de mvv wilde hebben omdat hij de dwangbehandeling van mijn cliënt wilde starten omdat er geen wijziging was opgetreden in het beeld dat van cliënt bestond.
De mvv en de dwangbehandeling hebben dezelfde grond. Als de dwangbehandeling niet zou zijn toegekend, zou de grond van opname aan de opname ontvallen en zou ik kunnen verzoeken om het ontslag van mijn cliënt. Zo nauw is de samenhang. Ik acht de rechter dan ook niet vrij om ten aanzien van het ingediende verzoekschrift tegen de beslissing tot dwangbehandeling te beslissen.
Ik heb naderhand informatie ontvangen, namelijk de verslagen van het verplegend personeel dat geen psychotische kenmerken ziet bij mijn cliënt. Uit de stukken van de huisarts blijkt dat mijn cliënt zich niet aan een somatische behandeling onttrekt.
Mijn cliënt moet het gevoel hebben dat zijn zaak door een onafhankelijk college wordt beoordeeld. Het gaat om de dwangbehandeling van mijn cliënt, dit is een vergaande maatregel. Mijn cliënt stelt nu dat het verzoekschrift inhoudende de klacht tegen de dwangbehandeling beoordeeld zal gaan worden door een rechter die eerder heeft geoordeeld dat hij psychotisch is en een gevaar is voor zichzelf.
In de beoordeling moet volgens vaste jurisprudentie de doelmatigheid van de opname meegenomen worden.