ECLI:NL:RBROT:2015:8661

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 september 2015
Publicatiedatum
26 november 2015
Zaaknummer
481641 / HA RK 15-641
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bewindzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 september 2015 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekster tegen mr. V.F. Milders, rechter in de rechtbank Rotterdam. Verzoekster was betrokken in een bewindzaak waarbij een bewindvoerder was aangesteld over de goederen van [naam betrokkene]. Tijdens een mondelinge behandeling op 24 juli 2015 heeft verzoekster haar wrakingsverzoek ingediend, omdat zij meende dat de rechter haar geen eerlijk proces bood. Verzoekster stelde dat de rechter haar de mogelijkheid ontzegde om te spreken over de schade die zij had geleden door toedoen van de voormalige bewindvoerder, en dat de rechter partijdig was in zijn oordelen.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de beslissing van de rechter om de behandeling te beperken tot de eindrekening en -verantwoording van de voormalige bewindvoerder niet onbegrijpelijk was. De rechter had geprobeerd om de zitting overzichtelijk te houden en zich te concentreren op de relevante punten. De wrakingskamer oordeelde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van verzoekster dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert.

Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek ongegrond verklaard en afgewezen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 10/481641/ HA RK 15-641
Beslissing van 2 september 2015
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
strekkende tot wraking van:
mr. V.F. Milders, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team kanton III (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij beschikking van de kantonrechter van 28 april 1998 is een bewind ingesteld over alle
goederen die (zullen) toebehoren aan [naam betrokkene] (hierna: [naam betrokkene]) en bij beschikking van 25 september 1998 is een mentorschap ingesteld over alle niet-vermogensrechtelijke belangen van [naam betrokkene]. Het bewindsdossier draagt als kenmerk BM 3289 en is sinds april 1998 in behandeling bij de rechtbank Rotterdam.
Op 24 juli 2015 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, op welke mondelinge behandeling de rechter de door [naam voormalig bewindvoerder] op 31 maart 2015 ingediende eindrekening en
-verantwoording over de periode van 1 januari 2014 tot en met 25 november 2014 en de daarop betrekking hebbende bezwaren van verzoekster en de reactie op die bezwaren van [naam voormalig bewindvoerder] heeft besproken.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft verzoekster de wraking van de rechter verzocht. Bij e-mailberichten van 24 juli 2015 en 25 juli 2015 en bij brief van 25 juli 2015 heeft verzoekster haar verzoek tot wraking nader toegelicht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier met zaaknummer BM 3289.
De wrakingskamer heeft voorts kennis genomen van haar beschikkingen van 8 juli 2013,
24 oktober 2013, 13 januari 2014, 6 maart 2014, 13 augustus 2014 en 18 september 2014, houdende beslissingen ten aanzien van eerdere verzoeken van verzoekster tot wraking van mr. C.H. Kemp-Randewijk, welke rechter het onderhavige bewind destijds onder zich had.
Verzoekster, alsmede de rechter, [naam voormalig bewindvoerder], t.a.v. [naam], en notaris mr. [naam notaris] zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij schrijven van 14 augustus 2015.
Ter zitting van 19 augustus 2015, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verzoekster en de rechter verschenen. Verzoekster heeft haar standpunt nader toegelicht.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft haar advocaat namens verzoekster in het schriftelijke wrakingsverzoek en ter zitting het volgende aangevoerd - verkort - weergegeven:
Verzoekster heeft naar voren gebracht dat zij geen eerlijk procesrecht ter zitting heeft gekregen nu de rechter zou hebben gezegd dat “U mag niets uitspreken, want u heeft niets te bepalen”. Daarmee heeft de rechter de uitspraken van het gerechtshof ’s Gravenhage genegeerd.
Ter zitting heeft verzoekster haar verzoek als volgt toegelicht.
Mijn gevoel is dat er door de kantonrechter onderscheid wordt gemaakt. Mijn partner en ik hebben gelijke rechten op het gebied van de zeggenschap. Op de zitting van 24 juli 2015 is mijn vorderingsrecht jegens mijn partner genegeerd. Hetgeen [naam voormalig bewindvoerder] had ingediend, werd wel meegenomen door de rechter. Daar blijkt de partijdigheid van de rechter uit.
Er is vermogensrechtelijke schade aangericht door [naam voormalig bewindvoerder]. Die moet worden meegenomen in de eindrekening en -verantwoording van [naam voormalig bewindvoerder] inzake [naam betrokkene]. Daar mocht ik ter zitting echter niet over spreken van de rechter.
Mij valt op dat de inhoud van de notariële akten onbekend is bij de rechter. Er worden machtigingen uitgesproken zonder dat men op de hoogte is van de inhoud van de notariële akten die gelden tussen mij en mijn partner. Mijn partner kan de uit die notariële akten voortvloeiende verplichtingen niet nakomen omdat derden hem daarin belemmeren. Ik verwacht van een rechter dat deze aan die derden mededeelt dat [naam betrokkene] verplichtingen heeft jegens mij en vice versa. Dit gaat echter al jaren mis. Daardoor is er nu vermogensrechtelijke schade ontstaan.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
De op 24 juli 2015 gehouden zitting was bepaald om de over en weer ontvangen reacties op de eindrekening en -verantwoording van [naam voormalig bewindvoerder] inzake [naam betrokkene] te bespreken. Ik heb verzoekster met het oog daarop gevraagd te reageren op de brief van [naam voormalig bewindvoerder]. Het bleek echter niet of nauwelijks mogelijk om de daarin weersproken kritiekpunten concreet met verzoekster te bespreken. Verzoekster bleef wijzen op de beschikkingen van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 26 november 2014, de daarin vastgestelde onrechtmatige handelswijze van [naam voormalig bewindvoerder] en de daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid. Ik heb geprobeerd verzoekster terug te krijgen naar het onderwerp van de zitting, namelijk de eindrekening en
-verantwoording van [naam voormalig bewindvoerder] inzake [naam betrokkene] en haar kritiek daarop, maar dat was tevergeefs. De bewoordingen die ik volgens verzoekster zou hebben gebruikt, kan ik me niet herinneren. Ik kan niet uitsluiten dat verzoekster gemerkt heeft dat mijn geduld op de proef werd gesteld.
Het gerechtshof ’s-Gravenhage heeft op 26 november 2014 onder meer bepaald dat mr. [naam notaris] als eerste bewindvoerder zelfstandig bevoegd is en verzoekster als tweede bewindvoerder samen met mr. [naam notaris]. Omdat ik ter zitting het gevoel had niet concreet verder te komen met verzoekster, heb ik mij gewend tot mr. [naam notaris]. Zij heeft desgevraagd aangegeven dat zij na de toelichting van [naam voormalig bewindvoerder] geen bezwaren meer had tegen de eindrekening en -verantwoording van [naam voormalig bewindvoerder] inzake [naam betrokkene]. Daarmee was de kwestie voor mij afgerond en heb ik laten weten de eindrekening en -verantwoording van [naam voormalig bewindvoerder] inzake [naam betrokkene] goed te zullen keuren, nu ook de controle van de rechtbank geen aanleiding gaf tot een ander oordeel. Het kan zijn dat verzoekster zich hierdoor niet of onvoldoende gehoord heeft gevoeld. Mijn bedoeling was echter om de aan de orde zijnde kwestie zo concreet als mogelijk te bespreken en af te doen, zonder daarbij de voor de goedkeuring van de eindrekening en -verantwoording van [naam voormalig bewindvoerder] inzake [naam betrokkene] niet van belang zijnde voorgeschiedenis en mogelijke vervolgstappen van verzoekster in de richting van [naam voormalig bewindvoerder] te betrekken. Dit met het oog op het zo overzichtelijk mogelijk houden van het in verschillende opzichten toch al indrukwekkende bewindsdossier.
Gelet op de weergegeven gang van zaken valt niet in te zien dat op basis van de door verzoekster naar voren gebrachte punten sprake is van een zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat ik vooringenomenheid jegens verzoekster heb gekoesterd, althans dat bij verzoekster bestaande vrees van vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat door verzoekster geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoekster aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoekster geuite vrees dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
3.5
Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing of de motivering daarvan zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.6
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Ter zitting van 24 juli 2015 was aan de orde de eindrekening en – verantwoording van de voormalige bewindvoerder, [naam voormalig bewindvoerder]. Uit het verhandelde ter zitting van de wrakingskamer blijkt dat de kantonrechter zich tot die rekening en verantwoording wilde beperken maar dat verzoekster van mening was dat de schade die zij volgens haar in het kader van het door haar gestelde deelgenootschap met de belanghebbende [naam betrokkene] door toedoen van [naam voormalig bewindvoerder] heeft geleden, ook bij de beoordeling van de rekening en verantwoording moest worden betrokken. Het feit, dat de kantonrechter haar daarin niet is gevolgd maar – mede gezien het feit dat de eerste bewindvoerder, notaris [naam notaris] verklaarde geen bezwaar meer tegen rekening en verantwoording door [naam voormalig bewindvoerder] te hebben - te kennen gaf dat hij deze zou goedkeuren, is niet onbegrijpelijk en betekent nog niet, dat de kantonrechter daarmee de schijn van vooringenomenheid op zich heeft geladen. Weliswaar is niet ondenkbaar dat de kantonrechter bij die gelegenheid enige moeite heeft gehad om zijn geduld te bewaren, maar dat levert in de gegeven omstandigheden, ook indien hij daarin wellicht niet geheel is geslaagd, niet een zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de door verzoekster geuite vrees dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.7
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

wijst afhet verzoek tot wraking van mr. V.F. Milders.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. W.M.P.M. Weerdesteijn en mr. M.G.L. de Vette, rechters, en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2015 in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier.
Verzonden op:
aan:
- [naam verzoekster]
- mr. V.F. Milders
- [naam voormalig bewindvoerder], t.a.v. de heer [naam]
- notaris mw. Mr. [naam notaris]